Dit jaar wilden we eens geen rondje, maar een fietstocht met een écht eindpunt: van Geldrop naar de Middellandse Zee. De uitgezochte tocht ging door Nederland, België, Duitsland, Luxemburg, Zwitserland en voor het grootste deel door Frankrijk. De route volgde grote rivieren, oude spoortrajecten, bospaden, kanalen en bergpassen. De route maakte gebruik van de Vehnbahn-route door Duitsland en België, volgde een deel de route van Benjaminse naar Rome, de Veloland Schweiz Route Nr 7 door de Jura en de Groene Route naar de Middellandse Zee in Frankrijk aangevuld met eigen stukken route.
We deden de garagedeur achter ons dicht en ons fietsavontuur kon beginnen! Onze grootse plannen rijkten tot de Middellandse Zee, maar ons doel voor vandaag was Susteren in Limburg. We fietsten voornamelijk langs mais en snelwegen, dus een beetje saai was het wel voor ons als verwende vakantiefietsers... We fietsten door tot Weert, waar we bankjes vonden langs het kanaal. Net als in Frankrijk haalden we de potten pasta en jam tevoorschijn voor de lunch, alleen hadden we er nu volkorenbrood onder in plaats van een verse baguette. We passeerden de grens met Belgie en vonden later in de middag een heel sfeervol plaatsje: Maaseik. We aten er een ijsje op een plein bij een oud stadhuis dat vrolijk was versierd met vlaggen en geraniums. Overigens was heel België versierd met vlaggen, vanwege het WK voetbal. We kampeerden uiteindelijk op Nederlandse bodem, op camping de Hommelhof in Susteren. We hadden onderweg al boodschappen gedaan bij de lokale Plus en maakten een bak aardappelsla.
’s Nachts bliksemde het flink, maar de verwachte regen bleef uit en dus ook de verkoeling. We kregen vandaag veel spijt van ons gebrek aan training; niet eens zozeer vanwege vermoeide benen, maar vooral omdat er wat mankementen aan de fietsen naar boven kwamen: een tik in een trapper, een niet goed afgestelde versnelling, een los boutje in een spatbord ... We reden door de mooie heuvels van Zuid-Limburg, maar ook door Heerlen en Brunssum.
We staken de Duitse grens over en kwamen zo al snel in Aken, waar we de prachtige Dom bekeken en onze bidons vulden met bronwater. We zochten hier het begin van de Vennbahn op, een oud spoortraject dat we nog twee etappes zouden gaan volgen. De eerste 20 kilometer stonden nog voor vandaag op het programma, maar hoe zwaar kon dit nu zijn? Zwaarder dan we dachten! Het was helemaal vals plat en in Walheim kwamen er nog boodschappen bij. Pelle en Elise hadden er trouwens geen problemen mee, want die zijn goed afgetraind bij Eindhoven Atletiek. Camping Waldesruh lag direct aan de Vennbahn. Heel mooi was het niet: heel oud sanitair en bewoond door bejaarden. Maar de muntjesdouche deed het goed en we kregen een prima rustig groen veldje naast een houten keet vol met plastic meubilair. Hier maakten we natuurlijk dankbaar gebruik van: washok, fietsenstalling en eten aan tafel!
Het koelde ’s nachts flink af, wat betekende dat we lekker konden slapen, maar ook dat de tent ’s ochtends droop van de condens. Nu we waren uitgerust konden we eindelijk genieten van de Vennbahn. Gisteren waren we te moe om hem te waarderen, maar hij is echt mooi! We reden eerst door het bos van Raeren, tussen fluitende vogels, vlinders, bermen vol met wilde bloemen en varens en ook aardig wat andere (vakantie)fietsers. We kwamen regelmatig langs een plaatsje, waar dan nog een stationsbord hing met meestal een nepwagon ernaast met picknickbankjes erin. Overal hingen leerzame bordjes over de natuur en Karel de Grote. Af en toe pikten we een cache op, want ook daaraan is de Vennbahn rijk! Voor het echte treingevoel kon je fietswagonnetjes huren, waar goed gebruik van werd gemaakt. We kregen zo alleen niet veel mee van de dorpjes zelf, zelfs van Monschau zagen we niet meer dan zijn oude station. We weken alleen even van de bahn af om broodjes te kopen bij de bakker in Lammersdorf.
Overigens ging de route afwisselend door België en Duitsland, maar dat merkte je eigenlijk niet. Ondanks alle afleiding was ook dit een vermoeidende toch met veel vals plat en namen we ons voor om een rustdag te nemen als Camping Oos Heem ons beviel. En dat deed hij! We kregen een groot groen veld en een tafel en stoelen van de lege stacaravan tegenover ons. Alles was brandschoon en we zouden er MORGEN friet kunnen krijgen op onze vaste frietdag! We zaten nu in België en konden zo meegenieten van een belangrijke WK-wedstrijd ...
We brachten deze hele dag door bij onze tent. We lazen boeken op onze telefoons en keken hoe de veldjes onder en boven ons langzaam volliepen, onder andere met wat Nederlandse vakantiefietsers. We sloten deze luie dag af met friet en fricandel speciaal; deze camping wordt namelijk gerund door Nederlanders.
We moesten weer nodig verder! (Ook omdat onze oase in Deidenberg behoorlijk aan de prijs was). Voor de ochtend stond er een laatste stuk Vennbahn op het programma. Bij St Vith, op kilometer 100, ging ons luxe geasfalteerde fietspad ineens over op gevaarlijke steenslag. We vonden het dan ook niet heel erg om de Vennbahn te verlaten. We kregen nu al snel onze eerste echte klim van 200 hoogtemeters, met bijna Frans uitzicht. Alleen waren de dorpjes hier te aangeharkt naar onze smaak.
We fietsten nu afwisselend door Duitsland en Luxemburg. Gelukkig stikte het in Luxemburg natuurlijk van de tankstations, zodat we op deze hete zondag toch nog hier en daar iets te drinken konden kopen. We reden over prachtige slingerweggetjes, die helaas ook erg in trek waren bij kolonnes motorrijders. Deze mooie dag eindigde in Vianden, waar we een mooi plekje kregen op Camping Le Moulin, met een boom voor de waslijn. Die hadden we wel nodig, want Pelle gleed al meteen uit in de modder bij de rivier. Omdat het zondag was gingen we uit eten in Vianden: pizza met een flinke ijscoupe toe. Dat hadden we wel verdiend na 72 kilometer en ruim 700 hoogtemeters!
Na een ontbijt van het naastgelegen tankstation fietsten we de maisvelden in. Zo reden we rustig door tot ons pauzestadje Echternach. Hier bezochten we eerst de Cactus (supertje) en daarna het park met de Romeinse villa om onze net gekochte lunch te verorberen. Helaas zat de villa achter een gesloten hek en was het met de bankjes ook al niet al te best gesteld. Maar we slepen niet voor niets stoeltjes mee ... We maakten stokbroodjes gezond met een bak aardbeien toe. We reden via het centrum terug naar onze route aan de Sauer, en kwamen zo nog langs het oude stadhuis en de basiliek/abdij met de crypte van St Willibrord. We volgden de rest van de dag de Sauer richting Trier, waarbij we soms aan de Duitse kant zaten en soms aan de Luxemburgse. In elk geval een stukje van de route was weer oud spoortraject, want we mochten door een echte spoortunnel. Het was al met al een mooie fietstocht langs het water en bovendien lekker schaduwrijk door al het groen. We pikten ook nog een recordaantal caches op. We eindigden in Igel, een plaatsje in de buurt van Trier. De gelijknamige camping stond vol met vaste bewoners; wij werden als outcasts naar een veld zonder voorzieningen verwezen, met achter ons een veld met strorollen en naast ons een wijngaard; kennelijk levert een veld kampeerders meer op dan een veld aardappels ... We haalden boodschappen in Konz. Dat was een iets logischere uitvalsbasis geweest voor een dagje Trier, maar we hadden laten afschrikken door recensies met overlast van voorbijrijdende treinen. Die konden we dus ook zien vanaf ons veld in Igel ...
We waren moe genoeg om niet wakker te liggen van wat treinverkeer. We stonden een uurtje later op dan normaal, want we hoefden tenslotte niet in te pakken, een klus die anders toch snel anderhalf tot twee uur kost ... En toen bleek het grijs en koud te zijn! Dat hadden we niet zien aankomen. De tweede domper op de feestvreugde was dat onze campingadapter kennelijk nog in een contact in Vianden stak. Maar goed, tegen de middag fietsten we richting Trier, ongeveer 11 kilometer verderop. Het was groter dan we hadden verwacht en het kostte nog wat moeite om de Porta Nigra te vinden. Daar zat meteen ook de VVV, waar we een plattegrond konden kopen. Het centrum bleek super leuk te zijn, met allemaal bontgekleurde en rijkversierde vakwerkhuizen. We lunchten op de rand van een ook al kakelbonte fontein, vlakbij de Dom die als volgende op ons programma stond. Hij was gigantisch! Van buiten mooi maar sober en van binnen behoorlijk barok. Deels dan, want er waren ook nog oude delen; een verzameling van het mooiste dat de afgelopen 17 eeuwen te bieden hadden. Ja, de fundamenten zijn nog Romeins. Hierna gingen we via de Basilica van Constantijn en het naastgelegen rococo Palais Princier de Trèves met tuin naar de Romeinse badhuizen en het amfitheater. We waren blij dat we met de fiets waren, anders was het een stevige wandeling geworden! Op de terugweg kochten we een nieuwe adapter en een hele lading boodschappen.
We fietsten allereerst van Igel aan de Moezel, naar Konz aan de Saar. Deze rivier zouden we tot bijna het einde van deze etappe blijven volgen. Het voordeel van een rivier volgen is natuurlijk dat je niet al te veel hoogteverschil hebt, maar het nadeel ontdekten we ook al snel ... We belandden al in Konz aan de verkeerde kant van de rivier en het duurde wel een tijdje tot we een brug vonden waar we over een zijrivier konden steken. De leukste verrassing van vandaag was Saarburg! Het had niet alleen een kasteel (ooit paleis van de aartsbisschoppen van Trier), maar ook een ingebouwde waterval, die een bouwsel met maar liefst drie waterraden aandreef. We hadden er keuze uit twee supers voor de lunch, waaronder een Aldi, die pal langs de route lag. Lág inderdaad, want hij was er niet meer. Omdat we nóóit terugfietsen, besloten we door te rijden naar het volgende stadje, dat twee bakkers moest hebben. Tja, en toen stond de ene te koop en was de andere al dicht en moesten we de ergste honger stillen met sprits, nootjes en een halve fles lauwe IceTea. We schoten ook niet erg op; er lagen hier veel caches en er zaten vervelende stukken tussen met los grind. Uiteindelijk vonden we een bakker in een vreemd plaatsje dat verder alleen heel veel outlets had, waaronder een van de Villeroy & Boch fabriek die hier aan de Saar blijkt te liggen. Nu we brood hadden gevonden werd het tijd voor de tweede uitdaging van de dag: gasblikjes. Die moesten ze hebben bij een bouwmarkt in Merzig. Het werd een nogal industrieel ommetje, maar wel met succes. Net voor onze camping in Siersburg vonden we ook nog een winkel om boodschappen in te slaan. Campingplatz Siersburg bleek trouwens een grote verbetering ten opzichte van de Igel; we kregen een mooi eigen veldje met laadpaal en mooi sanitair op loopafstand.
We hadden vandaag een wat kortere etappe, dus het was niet zo erg dat we pas tegen tienen vertrokken en ook nog aan de praat raakten met een meneer met een wel heel bijzondere, zelfgemaakte fiets met zonnepanelen. Nu we de Saar hadden verlaten, kregen we meteen een flinke klim voor de kiezen. De bijbehorende afdaling werd verpest door de vreemde routekeuze van een bospad vol losse stenen met manshoge brandnetels erlangs. Op een gegeven moment waren we het zo zat dat we verder gingen over een normale weg. Dat was ook niet zo’n goed idee, want daar bleken snelwegen op uit te komen en er was niet veel vluchtstrook voor ons. We kwamen wel een fijne supermarkt tegen voor de lunch; we maakten onze eigen broodjes gezond en aten ze op het zitje bij de ingang. Om twee uur ’s middags bereikten we dan eindelijk La Douce France, al was het hier nu niet bepaald het Frankrijk waar wij ons hart aan hebben verloren ...
Het laatste stuk naar St-Avold was echt vreselijk; het liep midden door een industriegebied met enorm veel verkeer. We deden een lading boodschappen in de veronderstelling dat we snel bij de camping zouden zijn, maar dat werd nog een hele zoektocht! Uiteindelijk vonden we hem aan het einde van een héle steile weg. Dat hadden we natuurlijk wel kunnen raden, want hij heette de Felsberg. We hadden ons zo verheugd op onze eerste Franse camping maar we werden verwezen naar het tentengedeelte, ver weg van alle voorzieningen en ook ver weg van enig toezicht. Er zaten alleen maar (illegale?) kampeerders die zoveel mogelijk rook maakten om muggen te verjagen en een paar lawaaierige families die twee chaletjes (over)bevolkten en waar de hele avond busjes af en aan reden.
Het was vrijdag de 13e, maar we kwamen hem zonder kleerscheuren door! We reden allereerst onze Felsberg af voor brood en een ontbijtje in een speeltuintje. Daarna volgden we een vrij drukke D-weg het stadje uit. De industrie had nu gelukkig plaats gemaakt voor het Franse platteland, met eindeloze akkers vol graan en zonnebloemen. Tegen de middag attendeerde een cache ons nog ter afwisseling op een enorme bunker met een oud legervoertuig ernaast. De laatste twintig kilometer van deze lange etappe liepen langs het Canal des Houillières de la Sarre, dat weer met fietspad en al midden door een drietal grote meren liep. Af en toe stopten we even om bootjes te kijken bij een sluisje.
Het hoogtepunt (letterlijk en figuurlijk) was wel een fietsbrug over het kanaal heen; je moest er een stalen trap voor beklimmen. Er liep wel een fietsgootje langs, maar dat was natuurlijk niet geschikt voor fietsen met bepakking en al helemaal niet voor een fietskar. Dat werd afladen en een paar heen- en weertjes met alle losse spullen. Bovenop had je trouwens prachtig uitzicht! Niet heel veel verder verscheen dan eindelijk Gondrexange, waar we wilden kamperen op Camping Les Mouettes, aan het meer. Het was er allemaal wat oud en bouwvallig en volgebouwd door de vaste bewoners, maar we vonden toch een plekje dat vlak genoeg was en bomen had voor een waslijn. We reden hoopvol langs de net geopende bakkerij/alimentation, die ons helaas alleen kon helpen aan een paar stokbroodjes. Het restaurant naast de camping had pizza op het menu staan, dus vandaag hoefden we in elk geval nog geen honger te lijden.
De grote uitdaging voor vandaag was de beklimming van de Col de Donon en dat nog wel op het heetst van de dag, want we moesten eerst nog 40 “gewone” kilometers. We begonnen met een laatste stukje kanaal. Er stond “route barrée à 800 m bij, maar daar maakten we ons niet zo druk over; als fietser kun je tenslotte altijd overal wel langs, toch? Deze keer dus niet... Onze weg naar een rustig dorpje stopte ineens bij een gloednieuwe, nog niet in gebruik genomen strook asfalt langs de drukke N4 (tussen Nancy en Straatsburg) met vangrail erlangs. Er zat niets anders op dan, ongetwijfeld heel illegaal, de opgeworpen zandwal met braamstruiken te trotseren en de grote weg over te steken op een plekje zonder vangrail, 500 meter voor die snelweg werd. We kwamen uit in een dorpje waar zowaar een bakker zat die open was! We vonden een bankje bij de kerk en aten daar een lekker broodje met een blikje IceTea erbij; voor ons het ultieme Frankrijkgevoel.
We kwamen nu in een rustig, waterrijk gebied met viskwekerijen. Net voor de klim naar de col betrok de lucht en leek het er even op dat we onweer over ons heen zouden krijgen. In plaats hiervan kregen we zwermen hongerige dazen over ons heen, zodat we bijna niet durfden te stoppen. Al bijna bij de top kregen we zelf zo’n honger dat we toch maar de stoeltjes uitklapten voor de lunch. De laatste kilometers gingen nu natuurlijk heerlijk bergaf, recht de Elzas in. Zo waren we toch nog redelijk vroeg op Camping au Bord du Bruche in Rothau. We waren natuurlijk te laat om ons in te schrijven voor het speciale 14-juli-feestdiner, maar ze konden ons wel nog helpen aan een frietje met iets erbij. Als buren kregen we een Nederlands gezin dat héél jaloers op ons was, want normaal gingen zij er ook altijd op uit met de fiets. We werden nog aangesproken door een Fransman die zelf de wereld was rondgefietst en nu cols verzamelde; later kwam hij ons nog cakejes brengen.
Tja, het moest er een keer van komen: het eerste onweersbuitje van de vakantie. Het viel gelukkig ’s nachts en vanochtend was het alweer droog en zonnig. We haalden brood en iets te drinken in het stadje en begonnen toen aan de Col de Steige. Deze was aanzienlijk fietsvriendelijker dan die van Donon en werd bewoond door mensen in plaats van dazen. De klim eindigde met een mooi uitzicht en zo’n heerlijke afdaling waar je t-shirt van wappert, maar je nauwelijks hoeft bij de remmen. Zo stonden er al 25 kilometer op de teller toen we in Villé stopten voor de lunch. We vonden een bankje tussen de bloemetjes, met uitzicht op de kerk en de vrolijk gekleurde vakwerkhuizen. Er was net een doop geweest in de kerk en de trotse oma kwam bij ons langs met haar mandje met doopsuikers. Intussen ontstonden er in rap tempo angstaanjagende wolken achter de kerk. En yes, vlak na Villé kregen we het eerste buitje over ons heen. Het was kort genoeg om gewoon even te schuilen onder een boom. Het tweede wachtten we af in een bushokje. We fietsten nu door een gebied met heel veel ooievaars; op ieder torentje zat wel een nest.
Zo ook op de kerktoren van Bergheim, waar we na 45 kilometer wel een drankje hadden verdiend op het terras van een vakwerkcafé. Bergheim was helemaal een geweldig stadje: ommuurd en volgebouwd met oranje, mintgroen en lavendel geschilderde vakwerkhuizen. Eigenlijk zien de aangeharkte stadjes hier in de Elzas er helemaal niet Frans uit en ze hebben ook allemaal namen die eindigen op –heim en –tahl. De laatste twintig kilometer naar Turckheim liepen door wijngaarden en het was dan ook erg hobbelig en vermoeiend fietsen. We moesten ons nog haasten ook, want we wilden vóór vijven op de camping zijn omdat we verwachtten dat dan heel Frankrijk achter de buis zou zitten voor de finale van het WK. Onder de dreiging van een nieuwe onweerswolk en gadegeslagen door rondparaderende ooievaars, zetten we snel onze tent op ons plekje pal naast de speeltuin. Het werd weer droog en er kon zelfs een wasje aan de lijn. We kochten pasta met drie pastasausmini’s bij de receptie; uit eten leek ons niet zo’n goed idee nu de Fransen net het WK hadden gewonnen en uitzinnig toeterend door het centrum reden. Bovendien moesten we onze was in de gaten houden, want het bleef dreigend.
De lucht was weer strak blauw en het Camping Life om ons heen kwam weer op gang. Een tweetal mini-afwassertjes liet het hele campingservies aan diggelen vallen. Intussen pakten wij onze spullen in en bonden de natte was bovenop. We staken nog snel La Fecht over en reden via de Porte de Munster (met mooie zonnewijzer en ooievaarsnest) Turckheim in voor een snel rondje sightseeing. Daarna vervolgden wij onze tocht door de met mooie, gevakwerkte stadjes bezaaide wijngaarden. En ook hier klepperden op elke toren ooievaars. Laat in de ochtend streken we met een broodje en IceTea neer op een kerkplein in Rouffach.
Het bleek een prachtig stadje te zijn, met een oud torentje, een korenhal (nu museum) en twee knoeperds van kerken, uiteraard ook allemaal voorzien van eigen ooievaars. Tegen de lunch was het ineens gedaan met de mooie wijnstadjes en reden we een vlakte in met mais en korenstoppels en een verlaten steenkoolmijn. De laatste twintig kilometer gingen over een fietspad met een watertje erlangs en heel veel braamstruiken; als het de laatste weken niet zo droog was geweest had dit een smulpartij kunnen worden! Net voor onze camping Les Castors in Burnhaupt-le-Haut, konden we dan eindelijk weer eens flink boodschappen doen in een grote SuperU. We maakten meteen een doos ijsjes soldaat om af te koelen. We parkeerden onze tent op een plekje met veel bomen en een laadpaal, terwijl Pelle en Elise verkoeling zochten in de beek. Heel even dreigde onze aardappelsalade in het (onweers)water te vallen, maar de zwarte lucht werd weer gewoon blauw.
Voor vandaag stond er eigenlijk een onmogelijke etappe op het programma, met bijna 70 kilometer fietsen, een flinke col en een treinreis. Daarom besloten we een halve rustdag te nemen en net voor de Zwitserse grens te overnachten. We zaten pas om tien uur op de fiets en het was toen al 25 graden in de schaduw! Er stond nog steeds veel mais op de route, maar er kwamen nu ook steeds meer weilanden. Volgens de bordjes zaten we nu op de “Route du Lait”. Tussen Hagenbach en Dannemarie volgden we een stukje het Canal du Rhône au Rhin. Op het water dreven dikke gele plompen, de oevers stonden in bloei, er speelden beverratten in het gras en hier en daar hadden we een sluisje, dus het was er aangenaam fietsen! Rond het middaguur bereikte ons kanaal Dannemarie, met een SuperU vol lekkers en een bankje bij het stadhuis voor de picknick. Dannemarie bleek weer een echt Elzasser stadje te zijn, met vakwerkhuizen en ooievaars. Na de lunch kregen we een oud spoortraject, dat we volgden tot de Rue de la Gare in Seppois-le-Bas, waar we neerstreken op Camping Les Lupins. Het was er groot en groen en bij het tweede sanitairblok, waar wij stonden, bijna leeg. We hoefden het sanitair alleen maar te delen met een grote boktor ...
We plunderden al om half acht de bakker en waren om negen uur klaar voor de tweede helft van onze etappe van gisteren. We togen eerst maar eens via kleine bosweggetjes naar de Zwitserse grens. Dit was voor ons een mijlpaal, maar er stond niet eens een groot bord om dit aan te geven! We fietsen nog een kilometer of tien door dit grensgebied, soms aan de Zwitserse kant en soms aan de Franse. We konden het alleen zien aan wat overwoekerde hokjes van de Franse douane met borden erbij dat je geen geld en goederen over de grens mocht smokkelen. Aan het einde van de ochtend was het tijd voor de beklimming van de Col des Rangiers, onze eerste Zwitserse col. Het was meteen een zware van 336 hoogtemeters in zes kilometer en het was heet, maar het was ook prachtig fietsen in de Jura. We pauzeerden even in een bocht voor onze eerste Zwitserse cache, die we helaas niet konden vinden. Na de klim volgde een afdaling tot bijna in Glovelier, waar we een (peperduur) treintje konden nemen naar La Chaux de Fonds, waarmee we nog zo’n 500 hoogtemeters konden overbruggen.
Alles ging helemaal volgens plan; het lukte om kaartjes uit de automaat te krijgen en de fietsen met bagage en al in de trein te krijgen. En toen vertelde de conducteur dat er vanaf Les Bois werkzaamheden waren aan het spoor en we niet met onze fietsen in de vervangende bus konden. We konden wel fietsen tot La Ferrière en dan nog het laatste stukje met de trein doen. Maar goed, we zaten, en komt tijd, komt raad ... We genoten van het uitzicht op de bergen en keken met verbazing toe hoe een cameraploeg in onze coupé met koffers vol apparatuur een fotoshoot deed van een dame met een mobieltje. Net voor Les Bois was het circus voorbij en werden we uit de trein gezet. We waren natuurlijk niet zo snel als de bus en misten dus de trein in La Ferrière. We hadden drie kwartier op de volgende kunnen wachten, maar we besloten de laatste acht kilometer ook maar te fietsen. Dat bleek achteraf niet zo’n goed idee te zijn, want het was flink klimmen over een vrij drukke weg. Zo hadden we na Les Chaux de Fonds geen puf en tijd meer over voor de laatste kilometers. Les Chaux de Fonds bleek een flinke stad te zijn met akelig steile weggetjes en omdat we niet van plan waren geweest om hier te overnachten hadden we geen info over winkels en de camping. Uiteindelijk kwam alles goed! We vonden een grote Migros met gasflesjes en een Coop voor het eten. We sjouwden alles de berg op naar Camping Bois du Couvent, die tegen de verwachting in heel rustig en grazig bleek te zijn. Het sanitair was heerlijk en onze plek had een eigen picknickbank. We moesten wel meteen aan de bak, want het was al tegen zessen. Alhoewel, laat? Uren later kwam er nog een heel kinderkamp aan, ook op de fiets. We hadden respect voor de drie mannen die de jongens begeleidden en aanhangkarren vol eten en kookspullen mee zeulden.
De eerste anderhalf uur ploeterden we bergop, maar daarna kregen we een heerlijk stuk door een sappig groen dal met klingelende koeien en chalets; kortom, we zaten nu onmiskenbaar in Zwitserland! We hoefden vandaag maar zo’n veertig kilometer, want ons schema liep na onze avonturen van gisteren niet meer helemaal goed en alvast een stuk van de etappe van morgen was geen optie, omdat het dan meteen negentig kilometer zou worden met een flinke klim erin... Na ons groene dal volgde een korte klim, met daarna een spectaculaire afdaling door een bos naar de Val de Travers. De weg zat vol met gevaarlijke haarspeldbochten; het leek wel een achtbaan! We kwamen uit in het industriestadje Travers, met oude fabrieken langs de rivier L’Areuse. Hier lagen nog meer stadjes aan. In één ervan aten we ons brood in een klein parkje tussen de flats. Langs de Areuse vonden we ook onze eerste Zwitserse caches. We fietsten door tot Camping Val de Travers in Fleurier. We hadden er niets over kunnen vinden op internet en we hadden er geen grootse verwachtingen van, maar hij was prachtig en rustig gelegen tussen de rotsen, de veldjes waren vlak en groen en het water was warm. O ja, en er zat ook nog een goede supermarkt in de buurt, dus het Zwitserleven beviel ons wel! Voor een paar dagen dan, want het weerbericht voorspelde vanaf zaterdag regen en dan moesten we weg zijn uit de Haut Jura! Die regen begon ’s avonds al, net toen we wilden gaan koken. Dat werd improviseren... Het hield aardig vol met de regen, maar uiteindelijk werd het droog en konden we afwassen en slapen.
Het was ’s ochtends zo nevelig dat we de hoge rotsen rond de camping niet eens meer konden zien. Gelukkig trok de mist snel op en werd de lucht weer blauw. We zwoegden de hele ochtend een net zo steil en kronkelig weggetje het dal uit, als waarmee we de vorige dag zo lekker het dal in waren gereden. Af en toe was er een leuke puzzelcache om even bij uit te rusten. Rond twaalven was het tijd voor een koel drankje en iets lekkers bij de bakker. We wilden ons net insmeren toen uit het niets een donkere wolk verscheen en het begon te rommelen. Voor de zekerheid stopten we snel de matjes, stoeltjes en tent in plastic zakken. Het was jammer van het mooie uitzicht op de Alpen in de verte, maar het bleef voorlopig in elk geval bij gerommel en een zwarte lucht. Zo konden we nog droog een bospad met los grind beklimmen. Het onweer haalde ons uiteindelijk natuurlijk toch in, midden op een landweg zonder beschutting. Een bezorgde automobiliste stopte nog om ons een lift aan te bieden, maar we konden natuurlijk niet onze bagage achterlaten. Er zat dus niets anders op dan doorfietsen tot het eerste het beste dorp, waar we een overdekte wasplaats vonden om te schuilen. Alleen konden we niet eeuwig blijven wachten tot de zon weer ging schijnen en moesten we uiteindelijk toch door, terwijl de regen met bakken naar beneden kwam. We besloten de etappe in te korten tot Camping Pré Sous Ville in Vallorbe. Hier kwam de zon door en slaagden we erin onze tent op te zetten en onze natte spullen uit te hangen, alleen niet voor lang ... het onweer kwam weer in alle hevigheid terug. De beheerster kwam, gewapend met een paraplu, langs om te zeggen dat we mee moesten naar haar kantoortje om ons in te schrijven en te betalen voor al deze luxe. We kookten weer onder de tarp, temidden van onze natte regenspullen. Om negen uur werd het eindelijk droog en durfden we de tent uit om af te wassen en te douchen.
Het regende niet meer, maar alles was wel heel nat. We stonden extra vroeg op om alles zo droog mogelijk in te pakken en ontbijt te halen bij de Migros. Dat verorberden we in Vallorbe op een van de kunstzinnige bankjes aan de Orbe. We waren net klaar voor vertrek toen het weer begon te regenen. Dat betekende dat we onze regenpakken aan moesten tijdens de enorme klim die voor deze ochtend op het programma stond. Het hielp niet dat het er een was van 13% over een bospad vol losse kiezels. Zo deden we maar liefst anderhalf uur over de eerste vijf van de tachtig kilometer die we vandaag moesten fietsen. Na onze beklimming werd het gelukkig droog en kregen we een mooi stuk langs het Lac de Joux. Dat is een recreatiemeer met camping, maar nu was het er uitgestorven. Bij het tweede meer van de dag, het Lac des Rousses, hadden we eigenlijk gisteren moeten uitkomen.
Het bleef klimmen, maar we schoten nu lekker op. We hadden nog puf en tijd genoeg om nog een flink stuk te fietsen en besloten te kijken hoe het ging als we de wintersportdorpjes hier hadden beklommen. We zouden dan een camping kunnen nemen net over de Zwitserse grens. Uiteindelijk hadden we de keuze tussen 4 kilometer bergop Zwitserland in of 34 kilometer bergaf onze etappe afmaken. We kozen voor het laatste en het was echt heerlijk fietsen! We mochten van 1200 meter heel rustig via bochtige bosweggetjes afdalen naar 600. Vooral de laatste twaalf kilometer door een kloof waren prachtig. De mini-epicerie van Chézery-Forens was nog open, dus we konden zelfs nog koken op Camping Municipal Le Valserine. Dit was een camping met goede recensies, maar wij werden verwezen naar een deel speciaal voor vakantiefietsers, met een sanitairblok uit het jaar nul met alleen hurk-wc’s. Ze dachten ons vast een plezier te doen met wat extra afzien ... Toen we hadden gegeten en onze spullen weer droog waren kropen we tevreden in onze slaapzakken. Vanochtend hadden we even geen zin meer in fietsvakantie, maar nu zagen we het weer helemaal zitten!
Na al die regen en een koude nacht droop de tent van de condens. Toen wij opstonden waren de drie andere fietsgezelschappen ook al aan het inpakken. We maakten eerst een stop bij de bakker en begonnen toen aan een korte maar mooie klim door de Gorges de la Valserine, met links van ons een hoge kloofwand en rechts in de diepte, verscholen achter de bomen, de Valserine. Het was rustig op deze zondagochtend en de zon stond nog achter de rotswand, dus het was er aangenaam fietsen. De klim werd gevolgd door een afdaling naar een naargeestig stadje met dichtgespijkerde winkels. Rond enen begonnen we aan onze beklimming van de Col de Richemont, waarmee we weer boven de 1000 meter moesten uitkomen. Eerst lagen er nog huizen op, maar naarmate we hoger kwamen werd het bossig en bochtig en kregen prachtig uitzicht, zelfs op de Alpen in de verte.
Bij het bordje “Col de Richemont” stopte toevallig net een racefietser, die wel een foto van ons wilde nemen als wij voor hem hetzelfde deden. We dachten dat we nu konden afdalen, maar we moesten best nog een eindje verder klimmen voor de konden afdalen naar Artemare. Bij de receptie herinnerden ze zich ons nog van vier jaar geleden! Dit was de camping waar we toen na het zoveelste slecht weer bericht besloten de auto op te halen in Pont Arlier ... Nu was dat niet aan de orde; hier was hier nu zo droog dat de wilde waterval die je vorige keer vanaf de camping kon zien droog stond en op het weerbericht stonden alleen nog maar zonnetjes. We kozen weer hetzelfde veldje tegenover het zwembad als de vorige keer en aten toen Boeuf Bourguignon met friet op het terras, tussen alle andere Nederlandse gezinnen.
De campingeigenaars hadden een heel activiteitenprogramma gemaakt met ’s ochtends een excursie naar een kloof en ’s avonds een jeu-de-boules wedstrijd, maar wij hadden een rustdag en deden helemaal NIETS! Het was erg heet en we vulden de dag met boeken lezen op het terras, waar een laadpuntje was en een ventilator stond met ingebouwde nevelfunctie. We hadden bewondering voor de campingeigenaars die in deze hitte onvermoeibaar rondrenden om voor hun gasten te zorgen.
We stonden al vroeg bij de super voor lunchspullen; het beloofde weer erg heet te worden en er stonden vooral voor ’s ochtends wat klimmetjes op het programma. We reden door een heuvelachtig landschap met weilanden en bergen op de achtergrond. Rond twaalven vonden we een speeltuintje met drie picknickbankjes; we lunchten er tussen de spelende peuters ... Elise had pech, want de potten pasta waren per ongeluk verwisseld; de net gevulde plastic pot zat nu in de glasbak en de lege glazen pot in de fietskar. Een uur later hielden we nog een uitgebreide pauze bij de waterval van Glandieu. Het was een echte oase op deze hete dag en we waren dan ook lang niet de enigen die hier wat afkoeling zochten.
Helaas hadden we nog wel wat kilometers smeltend asfalt voor de boeg en moesten we een klein uurtje later toch door naar Camping Les Epinettes in Les Avenières, aan de andere kant van de Rhône. We kregen op zich helemaal geen slecht veldje, maar we misten toch een beetje de huiselijkheid van onze vorige camping. Bovendien bleek het naastgelegen gemeentebad uitgerekend vandaag gesloten te zijn. Het was trouwens een beetje vreemd, maar het forfait voor een tent plus twee personen was goedkoper dan twee extra kinderen ...
Nu het ook ’s nachts niet meer wilde afkoelen werd het tijd voor een tropenrooster! Zo zaten we al om kwart voor acht op de fiets. Dat was te vroeg voor de supermarkt, maar we konden in elk geval al terecht bij de bakker. We begonnen met een klim, en ondanks het vroege tijdstip liep het zweet al in straaltjes langs onze rug. We vonden een plaatsje met een winkeltje, zodat we ons droge brood konden upgraden tot stokbrood gezond met melk en sap. Het landschap van vandaag bestond uit platteland (maar dan niet plat genoeg), afgewisseld met wat inspiratieloze dorpen en wat bos en meertjes. Het was ondanks de droogte nog redelijk groen, maar we kwamen vandaag dan ook op de Groene Route. Tussendoor zochten (en vonden!) we wat caches, zoals eentje bij een grote ronde schuilkelder. We trotseerden de hitte dankzij de liters IceTea en sap die Pelle en Elise mee zeulden tussen de matjes op hun bagagedrager en een openbaar kraantje bij in een dorpje. We hadden aan het einde van de dag toch zo’n 60 kilometer op de teller staan, en eentje met flink wat hoogtemeters. We eindigden op Camping Municipal les Eydoches in Faramans en, met dank aan de Groene Route, waren wij daar niet de enige Nederlandse vakantiefietsers. Wij stonden allemaal rond een groot Frans kinderkamp. Het waren wel erg veel kinderen voor het toch al schaarse sanitairblok, maar ze zorgden voor wat leven in de brouwerij. Toen het donker werd gingen ze met de zaklampen op pad. De leiding had ze goed onder controle, want we hoorden ze ’s nachts niet eens terugkomen.
Cipressen, oorverdovend veel krekels ... ja, we begonnen duidelijk in het zuiden te komen. We vertrokken weer vroeg, om al flink wat kilometers op de teller te hebben voor het heetst van de dag. Bovendien kortten wij ons dagprogramma van tachtig kilometer in tot de helft. Door ons vroege vertrek moesten we wel ons eigen ontbijt regelen. Dat moest zes kilometer verderop kunnen in Marcilloles. Ze hadden er inderdaad stokbrood, maar ook niet veel meer dan dat. Er zat in elk geval een pleintje met een bankje bij om het op te eten. Hier werden we alweer ingehaald door de eerste stellen Groene Routerijders. Daarna begonnen wij aan een klim langs bos/militair oefenterrein met bordjes “danger de mort”.
Later fietsten we over landweggetjes en keken we uit over kerkjes en akkers met strorollen. Rond half elf hadden we al 25 kilometer gefietst en trakteerden wij onszelf op een bezoekje aan het Palais Idéal in Hauterives. Onvoorstelbaar dat meneer Cheval nog 93.000 vrije uren had weten te vinden om het te bouwen, naast zijn dagelijkse 40 kilometer lange postronde (te voet!). Hauterives mag hem postuum wel erg dankbaar zijn, want dit staaltje huisvlijt levert ze nu aardig wat toeristen op. We hoefden nu nog maar twintig kilometer door wat heuvelachtig gebied. De steilste klim was die in St Donat-sur-l’Herbasse zelf, om bij de Collégiale St-Pierre-et-St-Paul te komen. Helaas was er niet meer erg veel over van deze kerk. We hadden al lunch gekocht in Hauterives, maar bewaarden hem tot de camping, waar we nu nog een plekje hoopten te bemachtigen op de luxe Camping les Ulèzes. We werden ontvangen met een koel glas water en kregen toen een ruime plek met schaduw en een (bijna) eigen sanitairblokje met alles erop en eraan; wat een luxe! En natuurlijk was er ook een mooi zwembad, waar Pelle en Elise in doken om af te koelen.
Het lukte ons weer om om acht uur te vertrekken. Het was dertien kilometer fietsen tot ons ontbijt in Romans-sur-Isère, maar dan konden we wel ontbijten in stijl! Het was ook niet heel zwaar fietsen tussen het mais. Er werd volop gesproeid en dat zorgde voor wat verkoeling, zelfs als je niet vol werd geraakt ... We ontbeten naast de Tour Jacquemart, een XIIe eeuwse stadspoort, die in de XIVe eeuw is voorzien van een kleurige Jacquemart. We reden de stad uit via de Pont Vieux, naast de Romaanse Collégiale Saint-Barnard. We hadden helaas geen tijd om hem goed te bekijken, want het was nog vijftig kilometer naar Crest. We stopten onderweg wel nog even in Chabeuil, een mooi stadje met een oude stadspoort en een (moderne) kerk bovenin. Het was heet en een aardige mevrouw bood ons een verfrissende douche aan in haar huis, maar dat leek ons halverwege de rit niet zo nuttig ... Wij zochten onze verfrissing liever in ijsjes en IceTea. Weer een paar kilometer verder lag Montvendre, een aardig oud plaatsje met een exacte kopie van een oude stadspoort in Florence. Er was ook een schaduwrijk parkje met bankjes en een waterpomp; het was nu lang en breed middag en smoorheet. Het was nog steeds ruim 25 kilometer naar Crest, inclusief de (niet zo hoge) Col des Deux Serres. Onze oude municipal bleek nog steeds oud te zijn, maar desondanks gepromoveerd tot ANWB-camping Les Clorinthes. We wisten nog een plekje te bedingen met wat groene sprieten en genoten daarna van het snel stromende water in de naastgelegen Drôme.
We ritsten alles open dat maar enigszins kon, en toch wilde het niet meer afkoelen in onze tent. Desalniettemin zaten we al om acht uur op de fiets voor de laatste twee serieuze beklimmingen van deze vakantie. Jammer dat Peters fiets al een halve kilometer later op de kop stond om een gebroken spaak te repareren. Geen nood, want we hadden reserve spaken bij ons en een gloednieuwe multitool, dus wiel eraf, band eraf, spaak erin en even aandraaien ... Tja, en toen bleken de reserve spaken te kort te zijn. Gelukkig wist een behulpzame voorbijganger ons te vertellen dat er een fietsenmaker zat bij de Mairie. We lieten Pelle en Elise achter bij de fietsen en gingen zelf met het losse wiel de drukke markt over naar de fietsenmaker, die het binnen een half uur voor ons zou fixen. Intussen konden wij mooi ontbijten. Het halve uur was te optimistisch ingeschat, maar na nog een half uur slenteren over de geurige markt vol zeep, kruiden, worst en kaas, kregen we ons wiel weer mee en konden we eindelijk beginnen aan de Pas en Col de Lauzun.
Het was nu (gelukkig) bewolkt; het soort weer waarbij je onweer verwacht. Maar het bleef droog en de klim was prachtig! We zagen hier ook de eerste lavendelvelden van de Provence, ze waren alleen al gesnoeid. De pas was heel smal, met links een stroompje en rechts rotsen met een cache erin. Pas een kilometer en 100 hoogtemeters verderop bereikten we de top. De afdaling, met twee tunnels, was natuurlijk zo gepiept en al snel reden we weer langs akkers met graan en zonnebloemen. We kochten brood in Pont de Barret, een oud dorpje met een XIIe eeuwse kerk. Ja, we kwamen nu eindelijk zuidelijk genoeg voor de mooie Middeleeuwse stadjes. Tien kilometer verder lag La Bégude-de-Mazenc, waar we even stopten voor een terrasje en het vullen van onze bidons. De wolken waren verdwenen, dus daar waren we wel aan toe! Zeker nu we aan onze tweede klim moesten beginnen, die lang niet zo mooi was als de eerste, maar wel net zo veel hoogtemeters telde. Op de top stond niet eens een bord met je prestatie, alleen een waarschuwingsbord voor een gemene hond. Toch pakten we onze stoeltjes uit en aten eindelijk onze lunch. Eenmaal beneden, reden we dwars door Taulignan, een keurig rond, versterkt marktstadje met een grote kerk in het midden en maar liefst elf ronde torens. Het was inmiddels al vier uur, dus we hadden helaas weinig tijd om er goed rond te kijken. Niet veel verder lag dan eindelijk Valréas, met Camping La Coronne. Behalve de prijs was er weinig *** aan. Hij was bossig en er was nauwelijks een spriet groen te vinden. We kozen uiteindelijk een ingesloten plekje bij de andere vakantiefietsers, waaronder eentje die ook op weg was naar Saintes Maries en de bus vanuit Arles. We haalden alvast brood voor zondag en reden door naar McDonalds; zaterdag is tenslotte frietdag en bovendien hadden ze daar airco ...
Het zware fietswerk was voorbij, maar met veel kilometers en heel veel mooi plaatsjes in het vooruitzicht, gingen we toch bijtijds op pad. We reden door een echt Provencaals landschap met lavendelvelden, wijngaarden, olijfbomen en steeneiken. Al na acht kilometer kregen we het eerste mooie stadje: Richerenches, commanderij van de tempeliers en daarom behoorlijk versterkt! Na vijf kilometer moesten we toch ook echt even afstappen voor La Baume-de-Transit, een stadje met een kasteelruïne bovenin. Je kon de ruïne beklimmen via een stalen trap en had dan prachtig uitzicht over de omgeving. Nog maar zeven kilometer verder lag het imposante Côte du Rhône wijnkasteel van Suze-la-Rousse en weer amper vijf kilomenter verder het kasteel(tje) van Rochegude. Het was een beetje jammer dat het zondag was en de dorpjes waren uitgestorven. Er was dan ook weinig IceTea te krijgen, maar er waren wel veel openbare kraantjes om af en toe ons kokende bidonwater te vervangen.
Halverwege de dag kwamen we aan in Orange, waar we ons lieten stoven in het Romeinse theater van keizer Augustus. Onder zijn standbeeld stond nu een decor voor een modern toneelstuk, met een compleet ingericht huis en een grote caravan ernaast. We lunchten bij de bekende triomfboog. Het was nog een dikke 30 kilometer naar Avignon, en die werden erg zwaar bij 35 graden in de schaduw ... We besteedden dan ook niet meer veel aandacht aan Caderousse en Roquemaure met hun bijzondere kerkjes en kasteel. We verwachtten een vorstelijk onthaal op de chique Camping Le Pont d’Avignon, maar we werden afgescheept met een miniscuul, zanderig rotplekje, midden in de drukte. Gelukkig zijn we tegenwoordig assertief genoeg om zelf op zoek te gaan naar iets beters, en mochten we het ruilen voor een groot veld met een eigen parkeerplaats erbij. We parkeerden onze tent op de parkeerplaats, want die was groot genoeg en nog heerlijk groen. Nu werd ons kampeerplezier alleen nog verstoord door loeiharde dreunmuziek op het smalle strookje tussen de camping en de Rhône. We hadden nog speciaal gecheckt of het muziekfestival al was afgelopen, maar dit was kennelijk ter gelegenheid van het wijnfeest. Wie bedenkt nu zoiets? Gelukkig stopte het klokslag negen uur.
Het wijnfeest duurde nog tot diep in de nacht, maar daar konden we wel doorheen slapen. We hadden meer moeite met de hitte in de tent ... Onze route begon met een doorsteek dwars door Avignon. Ze waren er al druk bezig met het opruimen van de dikke laag afval die was achtergebleven na het feest. Hiertussen sjouwden mensen met tentjes en rolkoffers. Het had dan ook niet echt de serene sfeer die je verwacht in deze pauselijke stad. Gelukkig hebben we Avignon al vaker gezien. We ontbeten nog net binnen de stadsmuren en probeerden ons toen een weg te banen door de wegwerkzaamheden voor een nieuw tramtraject of iets dergelijks. Daarna kwamen we door het tuinbouwgebied rond Graveson, normaal een gebiedje vol met slootjes, maar die stonden nu voor een groot deel droog. We waren net in Maillane, toen Elise een lekke band bleek te hebben. Zo zochten we op een klein bruggetje naar een lek in plaats van de cache die hier ook moest liggen.
Voor de lunch namen we met niets anders genoegen dan Arles! We zouden hier over een paar dagen terugkomen voor de fietsbus, dus we konden nu relaxed gaan zitten op de dijk langs de Rhône, samen met een vakantiefietsend Nederlands echtpaar. Hierna fietsten we langs het Romeinse badhuis, over de Rhône de leegte in van de Camargue. We reden kilometers langs rijstvelden over een weg die wel een nieuw laagje asfalt kon gebruiken. Na twintig kilometer bereikten we eindelijk Saint-Gilles, waar we eerst maar eens gingen bijtanken bij de Intermarché; ijsjes en héél veel drinken. We kozen er meteen een anti-muggenspray uit het verdacht uitgebreide assortiment... We werden uiterst vriendelijk ontvangen bij Camping La Chicanette, waar we zelf een plekje mochten kiezen. Dat werd er een met twee bogen, eentje voor de tent en eentje voor de was en de fietsen. Om ons heen stonden trouwens heel veel vakantiefietsers, ook Franse, het echtpaar van de lunch in Arles, een echtpaar dat straks bij ons in de bus zit en een hele stoere Belgische moeder met een dochtertje op een aanhangfiets. Saint-Gilles is de vierde pelgrimsstad van de wereld, dus het was wel leuk om nog even de Abbatiale Saint-Gilles du Gard te bekijken, die toch vlakbij de camping lag en op de UNESCO-lijst staat.
We hadden nog maar vijfentwintig kilometer te gaan tot we met onze blote voeten in de Middellandse Zee konden stappen; de grand finale van onze fietstocht! Met het oversteken van de Petit Rhône waren we weer terug in de Camargue, temidden van rijstvelden, witte paarden, zwarte koeien en hier en daar een huis met het Croix de Camargue, het symbool van geloof, hoop en liefde. Meestal is het hier vergeven van de muggen, maar door de droogte viel dat nu wel mee. De eerste flamingo’s zagen we pas met Saintes-Maries al in het vizier. Na een vrij eenzame rit, belandden we midden in de drukte van het stadje.
In deze hitte zochten natuurlijk heel veel mensen de verkoeling op van de zee. Camping Le Clos du Rhône stond natuurlijk stampvol; we konden alleen nog een plaatsje krijgen met electriciteit. Toen gingen we ook maar meteen voor een extra luxe plaats met een luifel, al was die niet dicht genoeg om er echt schaduw van te hebben. We zetten onze tent in het zand, knoopten de tarp vast aan de luifel en kregen toen eindelijk de grote belonging voor vier weken hard fietsen: een duik in zee! Het water was heerlijk en al snel dobberden we tussen de Nederlandse opblaasbare eenhoorns. Daarna was het tijd om aan de andere kant van het stadje boodschappen te doen. Onze bus vertrok pas op 4 augustus, dus we de komende dagen hielden we strandvakantie, compleet met parasol en strandmatje. Dat laatste konden we tussendoor ook nog gebruiken als inloopmat voor de tent. Het was inmiddels zo vreselijk heet dat we ook grote delen van de dag lezend doorbrachten in de ontspanningsruimte naast het zwembad. Er strandden daar nogal wat libelles, die we vingen en naar buiten brachten. Ja, het zat hier helemaal vol met libelles in drie kleuren en twee maten. Natuurlijk ondernamen we ook nog een lunchuitstapje naar Saintes-Maries, waarbij we ook een bezoekje brachten aan de Romaanse Notre-Dame-de-la-Mer. Eigenlijk hoor je hier op het dak te klimmen en te genieten van het uitzicht op het stadje, de zee en de Camargue, maar daar was het nu echt veel te heet voor. We vonden het ook te heet voor warm eten en zetten onszelf op een dieet van kant-en-klare salade Piemontese en Tabouleh.
Na twee dagen brandende zon en zand happen, werd het de hoogste tijd om in te pakken voor de laatste zestig kilometer van deze vakantie. We hadden weer de route via Saint-Gilles kunnen nemen naar Arles, maar we namen natuurlijk het fietspad langs de kust. Het was zwaar door de steentjes en het opgewaaide zand, maar de beloning van ochtendzon op de zoutpannen en meren vol flamingo’s maakte het meer dan goed! Langzaam maakten de meren plaats voor rijstvelden en kwamen we in de buurt van Arles. We hadden er nu een flink tempo in zitten; niet dat we haast hadden, het gebeurde gewoon vanzelf, net als altijd als we de stal ruiken ... Alleen hielp het ons deze keer niet om eerder thuis te komen, want de fietsbus vertrok er natuurlijk niet eerder door.
Onze laatste camping van deze reis werd Camping l’Arlésienne in Pont-de-Crau. Hier zou de volgende dag de bus vertrekken en we hadden er wel goede herinneringen aan uit een grijs verleden. Hij viel nu wel een beetje tegen; de nieuwe eigenaars hadden de veldjes opgesplitst, maar niets gedaan aan het oude en schaarse sanitair. We kregen een rottig plekje in de volle zon, want volgens de uitbaters waren alle vrije schaduwplekjes gereserveerd. We wachtten in het zwembad tot we naar het Centre Commercial konden voor een maaltijd in de airco. ’s Avonds ontdekten we toch nog iets positiefs aan de camping: er zaten schattige gekko’s in het sanitairblok en op de muren van het terras!
Gelukkig hebben we Arles al eerder bezocht, want we zagen het echt niet zitten om bij deze temperaturen een stad te bezoeken! In plaats daarvan hingen we rond bij het zwembad, samen met een aantal andere fietsers die wachtten op de bus. Aan het einde van de middag pakten we onder dreiging van een onweersbui (die niet kwam) onze spullen in en kochten wat proviand voor onderweg. De bus was keurig op tijd en onze fietsen werden als eerste opgehangen in de hoek voor Eindhoven.
We hadden niet verwacht dat hij nog vol zou komen, maar ze hadden kennelijk twee bussen gecombineerd. Zo haalden we nog een flinke groep op in Avignon en maakten we nog een stop in Suze-la-Rousse. Aangekomen in Eindhoven zetten we onze sturen recht, verzamelden we onze bagage en reden de laatste kilometers naar onze comfortabele bedden in Geldrop!