Provence - Côte d'Azur - 2013



Fietsvakantie 2013
Provence - Côte d'Azur

door Peter, Ester, Pelle (9 jaar) en Elise (8 jaar)
Vooraf

Vorig jaar misten we eigenlijk toch de leuke uitzichten. Maar ook fietsen langs de zee heeft zijn leuke kanten, zeker voor de kinderen. Maar ook mooie, oude stadjes en kastelen horen erbij. En liefst natuurlijk mooi weer. We zijn er dit jaar in geslaagd een route te vinden waar alles in zat. Voor de route hebben we gebruik gemaakt van het boekje "Onbegrensd fietsen door de Provence" van Paul Benjaminse. We hebben uit de verschillende mogelijkheden gekozen om vanaf Avignon eerst via de Gorges du Verdon en een aantal andere gorges naar de Middellandse Zee te fietsen. Dan een stuk langs de Côte d'Azur en vervolgens terug richting Avignon.

Zaterdag 29 juni – Graveson - Tarascon en terug (30 km in 2 uur en 8 min., 29 hoogtemeters)

We zijn gisteren aangekomen in een warm Graveson, een stadje 7 km van Avignon. Hier hebben we onze tent opgezet op camping Les Micocouliers***. Dankzij een bonusdag van school, die vond dat er wel genoeg uren waren gedraaid, fietsten we vandaag al ons eerste rondje. Ons testrondje ging naar Tarascon, dat ons verraste met een optocht van paard-en-wagens vol feestelijk geklede mensen.


Tarascon Kasteel van Tarascon

Ons was het natuurlijk te doen om het middeleeuwse kasteel van de Lodewijks II en III van Anjou, dat we ooit al eens eerder hadden bezocht, maar waar Pelle en Elise zich niets meer van konden herinneren. Het was deze keer ingericht met rare kunstwerken van zout, hersens op wielen en een enorme zilveren inktvis die leek op een onderzeeër. We lunchten sfeervol in de kasteeltuin en genoten van het uitzicht op de Rhône en het kasteel van Beaucaire vanaf het enorme dakterras. In ons uitzicht zat ook een aantal grappige waterspuwers. Eenmaal terug op de camping was het tijd voor een koele duik in het zwembad. Op de camping mogen we trouwens tegen een kleine vergoeding de auto de komende vier weken achterlaten (garage mort).

Zondag 30 juni – L'Isle sur la Sorgue (53 km in 4 uur en 6 min., 266 hoogtemeters)

De hele nacht raasde de mistral rond onze tent. Dit was het staartje van de mistral waar onze buren thuis al voor hadden gewaarschuwd. We piekerden in onze slaapzakken of we dan niet onze eerste rit een dagje moesten uitstellen, want die ging er recht tegenin ... Uiteindelijk leek het wel mee te vallen en fietsten we tussen de fruitbomen door richting Avignon. Af en toe was het wel hard werken tegen de wind in. De brug over de Durance deden we veiligheidshalve dan ook maar te voet. Na de brug hadden we de wind niet meer pal tegen en voerde onze route tussen de Durance en de TGV. We lunchten op een bankje op een golfterrein, waar Pelle en Elise tot wel twee keer toe een golfballetje kregen aangeboden. Snel daarna kregen we een klim naar een mooi uitzicht op de Mont Ventoux. Gelokt door stadsmuren, de resten van château de Font-ségugne en een uitzichtpunt bij een kerkje, beklommen we (met de fiets aan de hand) Châteauneuf-de-Gadagne. Het spectaculairste was uiteindelijk nog de afdaling langs de kasteelmuren van 16% ...


Langs de Durance In de verte liggen al de bergen... Grottes de Thouzon

Via een omweggetje belanden we in de Grottes de Thouzon. Na een koude Ice-Tea en de grot van 13° waren we genoeg afgekoeld voor het laatste stukje van onze rit. Uiteindelijk kwamen we op camping Airotel La Sorguette *** in L'Isle sur la Sorgue. We kregen een mooi plekje tegenover het sanitair. Eenmaal geïnstalleerd was het tijd om op zoek te gaan naar eten. Het werd vanavond de McDonalds.


Thor De route van morgen...
Maandag 1 juli - Apt (47 km in 3 uur en 44 min., 590 hoogtemeters)

Zoals beloofd was de Mistral verdwenen, waarmee het helaas ook meteen bloedheet werd. Het was nu ook gedaan met het vlakke fietsen en we kregen wat heuvels te trotseren. Daar stonden natuurlijk wel verkoelende afdalingen tegenover. Onze eerste korte pauze hadden we verdiend in Robion, waar we tegenover de kerk bankjes vonden op een rotonde met bomen en een fonteintje.


Pauze in Robion

Voor de middagpauze moesten de kiezen nog even op elkaar voor een flinke klim naar Oppède-le-Vieux. Pelle en Elise hadden geen problemen met deze hellingen en dat was maar goed ook aangezien er nog wel wat meer te klimmen was deze vakantie. Het dorpje werd ooit verlaten omdat het er donker en vochtig was, maar daar hadden wij vandaag geen last van. We dronken een glas koele Ice-Tea en parkeerden toen onze fietsen op een parkeerterreintje. Achter de stadspoort werd het namelijk menens met de smalle steile weggetjes! We klommen te voet langs brokkelige muren, begroeid met bloemen, omhoog naar een XIIe eeuws kerkje vol kleurige schilderingen en de resten van een kasteel. Beide waren niet toegankelijk, maar het ging ons hier ook vooral om het prachtige uitzicht op de Luberon. Na de lunch fietsten we nog langs Ménerbes, maar lieten het bij het uitzicht erop.


Oppède-le-Vieux

De laatste twintig kilometer naar Apt gingen over een oud spoortraject. Het was niet speciaal een mooi stukje route, maar het fietste wel erg lekker. En er zat toch nog een verrassing in: een Romeinse brug uit de 1e eeuw! Het fietspad bracht ons tot bijna onderaan de weg (omhoog) naar onze camping Le Luberon***, net buiten Apt. Pelle en Elise wilden graag deze camping vanwege het zwembad; daar hadden ze best een extra klim voor over. Zij hoefden tenslotte de boodschappen niet omhoog te slepen ... We kregen een gonzend plekje onder bloeiende bomen vol ijverige bijen.

Dinsdag 2 juli – Saint-Maime (53 km in 4 uur en 28 min., 761 hoogtemeters)

Dit was wel de zwaarste dag tot nu toe; we moesten veel klimmen en het was weer erg heet. Maar we begonnen rustig met een ontbijtje van de campingbakker en een afdaling naar Apt. Hier begon een comfortabel fietspad langs een riviertje over een oud spoortraject. Helaas stopte het fietspad na een kilometer of vijftien en begon er een serieuze klim naar Céreste. We vonden daar op een parkeerterrein een weinig sfeervol picknickbankje, waar we een fles sap en onze stokbroden soldaat maakten. Om het hoekje vonden we een kraantje vol koel water voor onze bidons. Dat konden we wel gebruiken voor onze klim naar de prieuré de Carluc.


Klein stukje lopen ... Resten van de prieuré de Carluc

We moesten hier zelfs een klein stukje lopen, zo steil was het. Het was niet het soort abdij dat we gewend zijn van eerdere vakanties in Frankrijk ... hij was erg vervallen en ook niet zo groot, maar wel bijzonder en mysterieus. Hij lag aan de Via Domitia en trok in de Middeleeuwen veel pelgrims. Eigenlijk kan je ook niet spreken van één abdij, want het begon ooit met een bron en er liggen resten van meerdere kerken en een necropolis uit verschillende perioden. Hij lag er nu verlaten bij en alleen de XIVe eeuwse achthoekige kapel stond nog overeind. We spetterden onszelf nat met het water uit het bijbehorende riviertje. Van hieraf was het nog zevenentwintig hete steile kilometers naar Saint Maime. Maar het landschap was prachtig en in Reillanne verkochten ze ijs en IceTea.


Langzaam wordt het steeds heuvelachtiger Laatste stukje fietspad

De zon verdween achter de wolken en de laatste tien kilometer kregen we gelukkig ook nog wat afdalingen. Camping La Rivière*** bleek een fijn zwembad te hebben en na een frisse duik, nog meer IceTea en een pizza waren we weer helemaal boven Jan. We hadden hier best een rustdag willen houden, maar dan moesten we twaalf kilometer fietsen om boodschappen te doen. Dus besloten we morgen een korte etappe te doen naar een camping in de bewoonde wereld.

Woensdag 3 juli – Oraison (24 km om 1 uur em 58 min., 248 hoogtemeters)

We mochten uitslapen, want we zouden een korte etappe doen. Dus waren we heel vroeg wakker met z’n allen ... En hoewel de regen om half acht op onze tent begon te tikken, waren we al voor tienen helemaal klaar voor vertrek. Het bleef een beetje een sombere dag, maar het bleef bij een paar drupjes regen en het was wel aangenaam fris. We begonnen met een fikse klim, gevolgd door een net zo fikse afdaling. Tja, en toen ontdekten we dat we bij de camping rechtsaf waren gegaan in plaats van linksaf ... We reden een andere, drukke weg terug naar de camping, want die bult daar hadden we geen zin meer in. We bleven deze weg ook nog voorbij de camping een stukje volgen, tot we een rustige weg in konden slaan. Deze was wat hobbeliger, mede dankzij flinke verkeersdrempels. Die waren er waarschijnlijk niet voor niets; er lag een stoere Mini gestrand in de greppel met een niet zo blije eigenaar ernaast. Onze fietsroute ging nog over een leuke, overdekte fietsbrug over een klein riviertje. We reden het dal in van de Durance, die we via een erg drukke brug moesten oversteken.


Fietsbrug

Aan de andere kant hiervan lag al snel Oraison, met onze camping Les Oliviers****. Het was pas twaalf uur, maar gelukkig mochten we onze tent al opzetten. Na de boodschappen en een wasje doken we in het zwembad. ’s Avonds kwam Peter er bij het smeren van de kettingen achter dat er een schakeltje van zijn fietsketting op knappen stond. De camping gaf ons het adres van een fietsenmaker aan de andere kant van de brug. Nu maar hopen dat die ons ’s ochtends zou kunnen en willen helpen!

Donderdag 4 juli – Valensole (32 km in 2 uur en 55 min., 552 hoogtemeters)

We stonden al vroeg op, om bij opening voor de deur van de fietsenmaker te staan. De tent lieten we nog even staan voor het geval we vandaag niet verder zouden kunnen. Maar gelukkig was de fietsenmaker inderdaad open en zette hij meteen een nieuwe ketting op de fiets. Zo konden we nog voor half tien onze spullen ophalen op de camping en beginnen aan de klim van de dag. We wisten dat het er eentje van 250 meter zou zijn, dus we fietsten heel rustig van schaduwplekje naar schaduwplekje omhoog. Ook de kinderen klommen rustig en zonder problemen omhoog, misschien nog wel makkelijker dan wijzelf. We fietsten door bos, afgewisseld met korenvelden en af en toe een roze gewas dat we niet herkenden. We werden regelmatig getrakteerd op prachtig uitzicht. Bij gebrek aan picknickbankjes klapten we onze krukjes uit op een bospaadje. Boven op de berg kwamen we terecht tussen de heerlijk geurende lavendelvelden met op de achtergrond besneeuwde(!) bergen.


De eerste lavendelvelden Opzetten van de tent

We kwamen al om een uur of een aan in Valensole, waar de winkeltjes natuurlijk nog dicht waren tot vier uur. We besloten dan eerst maar eens onze tent neer te zetten op Municipal Les Lavandes**, een grazige, hooggelegen camping met prachtig uitzicht. Het was dan ook een flinke klim om er te komen ... Onder aan de helling lag het gemeentebad, waar we voor een paar euro met z’n vieren mochten afkoelen zo lang we wilden. Het winkeltje ging uiteindelijk open; ze hadden niet veel bijzonders, maar genoeg om een maaltje aardappelsalade te kunnen koken.

Vrijdag 5 juli – Moustiers-Sainte-Marie (29 km in 2 uur en 24 min., 376 hoogtemeters)

Onze route voerde ons met veel vals plat en een tikje tegenwind tussen lavendel- en graanvelden door. Later maakten de velden plaats voor bos. Daar zagen we zelfs nog een hertje in. Het was al met al een mooie en aangename etappe van bijna dertig kilometer. We kwamen via Puimoisson terecht op camping Saint Clair*** met uitzicht op het schilderachtige plaatsje Moustiers-Sainte-Marie. We boekten meteen twee nachten, want van hieruit konden we op expeditie naar het Lac de Sainte Croix. ’s Avonds klommen we nog het plaatsje in voor een bezoekje aan de 8-à-8. Het bleek een erg leuk, erg toeristisch plaatsje te zijn. Het was er gezellig druk en het rook er helemaal naar de lavendelzeepjes die ze in alle souvenirwinkeltjes verkochten. Vanaf de camping keken we nog naar de paragliders die vanaf de rotsen van Moustiers naar beneden gleden.


Even uitrusten Moustiers-Sainte-Maire Rotsen bij avond
Zaterdag 6 juli – Uitstapje Lac de Sainte-Croix (16 km in 1 uur 13 min., 269 hoogtemeters)

Eerst mocht Elise lekker lang uitslapen, want we hoefden vandaag lekker geen spullen in te pakken (dat kost anders toch wel een uur of twee ...). Daarna daalden we af naar het meer om bootje te varen. Het was er in elk geval het weer wel voor! Het meer lag er prachtig turquoise bij. We zochten een verhuur vlak bij de brug aan de ingang van de Gorges du Verdon, want die wilden we wel een stukje in varen. Ze hadden kano’s en waterfietsen. We kozen voor het laatste, omdat onze spullen dan meer kans hadden om droog te blijven en om hier en daar van boord te kunnen springen om even af te koelen.


Op weg met fiets en ... ... waterfiets

Zwemmen onder de waterval

De eerste gelegenheid hievoor was een leuke waterval in de Gorges. We waren trouwens niet de enigen die hier vandaag verkoeling zochten! En niet alleen vanaf bootjes ... veel jonge waaghalzen spongen vanaf de hoge brug of de wanden van de kloof het water in. Wij moesten na drie uur onze waterfiets weer inruilen voor onze vakantiefietsen. We moesten nog zeven kilometer fietsen, helemaal naar boven naar Moustiers. Deze keer bezochten we niet allen de 8-à-8, maar ook de bulderende waterval midden in het stadje en de XIIe eeuwse kerk. Het kapelletje boven aan de waterval bekeken we maar van onderaf, want we hadden geen puf meer voor 262 traptreden. We wilden ook de ster tussen de rotsen van wat dichterbij bekijken. Die konden we namelijk vanaf de camping zien. Vanuit het stadje hing hij nog steeds erg hoog! Volgens Frédéric Mistral zou deze ster ter ere van Maria zijn opgehangen door een ridder bij zijn veilige terugkeer van een kruistocht.

Zondag 7 juli - La Palud-sur-Verdon (21 km in 2 uur en 10 min., 552 hoogtemeters)

We bereidden ons voor op de Gorges du Verdon met een “gezond” ontbijt van aangebrand stokbrood met lauwe melk. Al snel zagen we in de diepte de waterfietsen ploeteren in het groene water. We konden zelfs onze waterval zien liggen. Terwijl wij heel regelmatig even afstapten om van het uitzicht te genieten, werden we voorbij geraasd door campers en motor clubs en we vroegen ons af wat ze hier zochten als ze toch niet stopten ... We aten pains au raisin bij het uitzichtpunt van Mayreste. Hierna draaide de weg van de kloof af, en nu we niet meer werden beloond met mooi uitzicht werd het best wel zwaar. Zo ploeterden we door naar de Col d’Ayen op ruim duizend meter.


Hier was het leed geleden en mochten we verder bergaf naar La Palud-sur-Verdon. Daar stapten we om kwart voor een, dus net voor sluit, de 8-à-8 binnen. Terwijl we voor de deur een ijsje aten zagen we ineens dat de lucht wel erg donker werd ... We kregen nog net de eerste haringen in de grond toen de eerste druppels vielen van een onweersbui die nog de hele middag zou duren. Pas rond zessen was de kust weer veilig genoeg om boodschappen te doen. We aten bibberend voor de tent onze pasta; de temperatuur was ineens meer dan tien graden gezakt! Municipal Le Grand Canyon** is een echte klimmerscamping en bij de ingang ging een akelig gedetailleerd weerbericht ... we konden de komende dagen nog wel meer van dit soort grappen verwachten. Maar de kinderen hadden in elk geval prima geklommen en we hoefden ons geen zorgen te maken over de rest van de fietstocht.


Stortregen ... ... en een maar half opgezette tent
Maandag 8 juli – Route des Crêtes (24 km in 2 uur en 6 min., 607 hoogtemeters)

Volgens het weerbericht bij de ingang zou het prachtig weer zijn tot twee uur. Dat betekende dat we best nog "even" volgens plan de Route des Crêtes konden rijden. Het was een rondje van slechts twintig kilometer, maar wel met zeshonderd meter klimmen erin en heel, heel veel mooie uitzichtpunten. Het was dus wel zaak om bijtijds te vertrekken. Er hingen nog vlagen mist over de heuvels toen we vertrokken. Al snel keken we vanaf de steile rotswanden naar het slingerende groene riviertje in de diepte. Wij waren niet de enige uitslovers; aan menige rotswand bungelde een klimmer en de stipjes in de rivier waren mensen die daar een kanotocht maakten.


Route des Crêtes

Gelukkig bleek Elise net zo’n goede klimmer te zijn als Pelle en had ze ook geen moeite met de akelige afdalingen over de slingerende weg met tunnels. Het was echt een geweldige dag. Tot twee uur dan, want toen barstte er volgens planning een onweer om U tegen te zeggen, compleet met hagel, harde windstoten en liters regen. We waren gelukkig precies op tijd terug bij de camping. Jammer alleen dat de was net in een sopje stond ... Het klimmende gezin achter ons had wat minder geluk en kwam doorweekt van hun rotswand. Niet dat ze daar erg mee zaten overigens. We sloten de dag uiteindelijk nog droog af; we aten nostalgisch pizza bij de pizza-bus van negen jaar geleden. De pizza smaakte er nog steeds prima!


Dinsdag 9 juli – Castellane (25 km in 1 uur en 47 min., 222 hoogtemeters)

We hadden geen tijd om onze tent en natte was te laten drogen, want er was alweer onweer voorspeld voor de middag. Onze etappe was slechts 23 kilometer, dus dat zou net moeten kunnen. We begonnen met zestien graden en fleeces aan een prachtige afdaling. De lucht was blauw, maar tussen de bergen was het nog mistig van de regen. We kregen al snel het Point Sublime, een subliem uitzicht op de kloof waar we gisteren nog van bovenaf in keken. Daarna voerde de weg ons steeds verder de kloof in, tot we na een kilometer of vijftien aan twee kanten van de slingerweg hoge rotswanden hadden met de Verdon ertussen. Erg mooi alweer.


Langs de Verdon

We hadden er graag willen pootjebaden, maar de Verdon was hier een kolkende rivier vol bootjes met gillende rafters. Bovendien werden we achtervolgd door steeds zwartere wolken. Al voor enen klonken de eerste donderslagen en zetten we snel onze tent op op Camping Frédéric Mistral** in Castellane. We lunchten op een gammele picknickbank onder het afdak van het sanitair en we baalden ervan dat we niet naar de Notre Dame du Roc konden lopen, een kapel hoog boven op de rotspunt van Castellane. Het onweer zette deze keer niet door, maar het bleef helaas voor onze natte was wel motregenen. Uiteindelijk werd het gelukkig toch nog droog en konden we op zoek naar de Casino. Onderweg vonden we zowaar ook nog een CampingGaz winkel met onze gasblikjes. De Casino bleek een hele grote te zijn, compleet met nieuw badpak voor Elise en fatsoenlijke zonnebrandolie die niet ruikt en aanvoelt als kinderplaksel. Een andere opmerkelijke vondst waren de ouders van Pim uit Pelles parallelklas; de wereld is toch wel erg klein!

Woensdag 10 juli – Saint-Auban (31 km in 2 uur en 52 min., 700 hoogtemeters)

We bereikten al snel de stuw van Chaudanne. Hier was het water van de Verdon een grote gladde spiegel, zodat we alle groene bergen dubbel zagen. Het gaf een bovenaards effect. We zouden er nog de hele klim op uit blijven kijken, terwijl we via een elf kilometer lange slingerweg de Col de Saint-Barnabé beklommen, die ons van bijna achthonderd naar bijna veertienhonderd meter moest brengen. Het was erg zwaar, maar zo mooi dat het niet gaf. De kinderen hadden overigens weer weinig moeite met de klim. We hadden niet alleen uitzicht op de bergen en het meer, maar ook bermen vol met bloemen, waaronder heel veel orchideeën. En we hadden uitzicht op witte bloemkoolwolken, die steeds hoger werden. Dat voorspelde niet veel goeds. Eenmaal boven op de col was de lucht aan een kant donkergrijs.


In het begin 3% maar al snel 6%

We reden snel de berg weer af tot in Soleilhas waar de eerste druppels vielen. Een postbode wees ons een oude wasplaats om te schuilen voor een losbarstend onweer. Het was toen pas net over twaalven en we moesten nog wel een paar kilometer. Terwijl de regen neerkletterde, de straten echte rivieren werden en de bliksem insloeg in de heuvels om ons heen, aten wij onze picknick en wachtten geduldig tot de bui over trok. Maar de bui bleef hangen en er zat niets anders op dan warme kleren en regenpakken aan te trekken en hopen dat Saint-Auban een hotelletje had. En inderdaad zagen we onder aan het dorpje een Auberge aangegeven staan. Het was een hele klim en toen bleek hij nog gesloten te zijn ook. Er zat niets anders op dan doorfietsen naar Municipal La Pinatelle**. We zagen er zo verkleumd en doorweekt uit dat de eigenaresse meteen begreep dat we wel een Mobil Home konden gebruiken. We huurden hem meteen voor twee nachten, enerzijds omdat de weersvoorspelling voor de volgende dag ook niet optimaal was en anderzijds omdat het nu toch echt de hoogste tijd werd om onze spullen schoon en droog te krijgen.


De top (1365 m) noodweer
Donderdag 11 juli – Rustdag in Saint-Auban

Het was een hele toer, maar alles is weer gewassen en droog. We hebben zelfs de tent nog even opgezet om hem te laten drogen. Na de lunch maakten we een wandeling naar de Clue de Saint-Auban, die eigenlijk op het programma stond voor morgen. Het was een hele smalle kronkelweg door een kloof met een wilde rivier vol met dikke stenen en watervalletjes. Wij vonden een doorgangetje om bij de rivier te komen, die helaas iets te wild was voor pootje baden. Aan de andere kant van de weg was onder een overhangende rots een kapelletje ingericht. We mochten ook nog door een tunnel. Waar de weg van het riviertje af draaide, draaiden wij om. De rest bewaarden we voor de fietstocht van morgen. Bovendien vertrouwden we het weer niet helemaal. Deze keer was ons wantrouwen onterecht, want de zwarte wolken verdwenen weer en we konden nog even naar het recreatiepark aan de overkant van de camping. Daar waren visvijvers, een speeltuin en een klimparcours.


Clue de St Auban Saint Auban
Vrijdag 12 juli – Roquestéron (39 km in 2 uur en 58 min., 383 hoogtemeters)

We hadden de avond van te voren alles al keurig ingepakt, maar het lukte toch niet om echt vroeg te vertrekken. We hadden inmiddels onze route een beetje aangepast naar aanleiding van de fiets(!)folder “Boucle d’Azur No. 2, La Route des Clues” uit ons huisje. Daar stond een rondje in van de Clue de Saint-Auban naar de Clue de Riolan via Sigale naar Roquestéron en terug via de andere kant van de Clue de Riolan en de Clue d’Aiglun en Le Mas weer terug. Het was de bedoeling geweest om eerst het eerste deel van de route te rijden en dan op een rustdag in Roquestéron nog een deel van de tweede route te rijden om de Clue d’Aiglun niet te missen. Nu besloten we een dag terug te winnen door meteen het tweede deel te rijden. Tenslotte hadden we de Clue de Saint-Auban al gezien en Sigale konden we wel vanuit de verte zien liggen.


We begonnen met een stuk vlak, langs een beboste bergrug. Rechts naast ons lag een diep, smal dal, met daarnaast weer meer groene bergen. Speciaal voor Le Mas slingerde de weg naar beneden en ook voor Aiglun mochten we nog een stukje afdalen. Net voor Aiglun kregen we in een bocht in de weg een tunneltje met een brug over de Clue d’Aiglun, gevolgd door weer een tunneltje. Uiteraard stapten we even af om in de diepte naar de rivier te kijken, die er erg aantrekkelijk uit zag met al zijn kommen en watervalletjes. Aiglun zelf lag sfeervol tegen een berghelling aangebouwd, dus dat werd even klimmen. Dit was vooral zielig voor Elise, die al de hele ochtend buikpijn had en fietste op een bijna lege maag. Bij het uitzicht op de waterval van Aiglun moest ze spugen. Toch fietste ze dapper door naar de Clue de Riolan, waar ze helemaal opknapte bij het zien van een spannend paadje naar de rivier. De bedding bestond uit enorme ribbels met groene watervalletjes ertussen. Pelle en Elise sprongen er dapper van steen naar steen. Het laatste stuk van de route trakteerde ons nog op een mooi uitzicht op Sigale. Roquestéron zag er ook leuk uit; het was helemaal in tweeën gesplitst door de Estéron.


Roquesteron

Camping Les Fines Roches** lag nog een eind verder aan deze rivier. Om precies te zijn lag hij heel erg steil tegen een helling aan; boven was het hotel-restaurant, in het midden waren grote plekken en een vervallen sanitair blokje en helemaal beneden was een onontgonnen stukje langs de rivier, waar we achteraf gezien onze tent neer hadden moeten zetten ... Nu kozen we een stenig plekje tussen de vaste bewoners. We bestelden pizza en bouwden dammen in de rivier. Het leek allemaal best mee te vallen, al snapten we niet hoe deze camping zijn twee sterren had verdiend. Dat snapten we helemaal niet meer toen de dronken lokalen ’s avonds laat besloten dat we niets tussen hun caravans te zoeken hadden en hun kinderen onze tent half lieten afbreken. Op een gegeven moment voelden we ons zo bedreigd dat we hulp zochten bij de eigenaars van de camping. Die vonden ons maar een stel aanstellers, maar gaven ons toch de sleutel van een cabane, een hutje van drie bij drie meter, helemaal gevuld door een tweepersoons bed. We braken in het pikkedonker onze tent af en beleefden een slapeloze nacht. Zonder twijfel de slechtste camping in 10 jaar fietsvakantie in Frankrijk.

Zaterdag 13 juli – Bar-sur-Loup (59 km in 4 uur en 56 min., 883 hoogtemeters)

Al om kwart voor acht stonden we gepakt en gezakt bij de ingang om de sleutel in te leveren. We wisten eigenlijk niet of we werden geacht om te betalen voor de cabane, maar we hadden geen zin meer om te wachten op een rekening of op ons bestelde brood, zeker niet meer toen ze ons nogmaals lieten weten dat de lokalen toch heus erg aardig waren en ze zich niet konden voorstellen dat ze ons bedreigd zouden hebben. We reden regelrecht naar het supermarktje en de bakker in Roquestéron en ontbeten op een bankje. Daarna klommen we, nog steeds met een vervelend gevoel, richting Consegudes. Daar hoorden we luide schoten. We vroegen ons al af in wat voor barbaars gebied we hier terecht waren gekomen, toen een mevrouw ons vertelde dat er iemand was overleden en dat alle dorpsgenoten dan saluutschoten moesten afvuren met hun dikke jachtgeweren. We hadden er inmiddels vijftien kilometer op zitten door een mistig bos en het was nog steeds lekker vroeg. We kregen nu een vrij vlak stuk naar Bouyon, dat ons bij helder weer een panoramisch uitzicht had moeten geven op de Alpen. Wij moesten het vandaag doen met blikjes IceTea.


Gorges du Loup Cascade de Courmes

Hiermee wapenden we ons voor een tien kilometer lange klim. We deden het rustig aan en reden rond de duizend meter hoogte de mistwolken in die van zee kwamen aandrijven en over de bergtoppen klommen. We werden beloond met een afdaling van maar liefst twintig kilometer. Elise vond het helemaal geweldig en speelde dat ze een boot was, met haar bolgewaaide t-shirt als zeilen. De afdaling eindigde in de Gorges du Loup, met als hoogtepunt de Cascade de Courmes, die net na een tunneltje in een nauwe doorgang naar beneden kletterde. De kloof kwam uit in het levendige Pont du Loup. Onze camping Les Gorges du Loup*** lag nog een eindje verder en hoger in Le Bar-sur-Loup. Het was er nogal een verschil met de camping van de afgelopen nacht! Hij had keurig sanitair en een zwembadje en stond dan ook vol met Nederlandse gezinnen. Wij kregen een van de laatste terrasjes, waar onze tent net paste tussen een muur, een afgrond en twee bomen. Toch besloten we twee nachten te blijven om bij te komen onze beproevingen en onze gebroken nacht. Er moesten nog wel boodschappen worden gedaan in het dorpje, en dat lag wel erg hoog boven ons ...

Zondag 14 juli – Rustdag in Le Bar-sur-Loup

We maakten er een bijzonder luie dag van. Het enige wat echt moest was een klein wasje doen en een lekke band repareren. Pelle vond er al snel wat voetbaljongetjes uit Enschede, dus die zagen we alleen als er een bal gezocht moest worden. We hoefden zelfs niet te koken, want de camping verkocht friet met hamburger. We hadden wel wat herrie verwacht vanwege Quatorze Juillet en de Moules-Frites avond op de camping, maar het bleef heerlijk rustig. Een klein onweertje zorgde voor wat afkoeling.

Maandag 15 juli – Callian (47 km in 4 uur, 802 hoogtemeters)

Meteen na Le Bar-sur-Loup belandden we in de drukte van Grasse. Het uitzicht bestond uit heuveltjes waar huisjes over waren uitgestrooid. Omdat we het vooral druk hadden met het passen op lijf en leden maakten we er niet eens foto’s van. Gelukkig werd het na Grasse al snel rustiger. En er moest geklommen worden, naar Speracedes om precies te zijn. We lieten het stadje voor wat het was en hielden het bij een korte rustpauze in een bushuisje met waarschuwingen tegen tijgermuggen. Daarna ploeterden we door naar La Grotte de Saint-Cézaire, een grot die in 1890 werd ontdekt door een boer die een gat vond op zijn grond. Toen hij er al jaren stenen in gooide en het gat nooit vol raakte, kreeg hij argwaan en ging hij op onderzoek uit. De grot werd gevormd in de ijstijd, toen er een ondergrondse rivier stroomde. Wij kwamen toevallig in de rondleiding terecht met onze buren van de afgelopen twee dagen. Onze gids deed enorm zijn best om grappig te zijn, maar kon toch de charmes van de grot niet verpesten. We waren een beetje bang dat we de “Puits de la Vierge” hadden gemist met hun bijbehorende bories, maar die lagen iets verder aan de weg achter een hekje. Het zag er oeroud uit, maar de putten waren XIVe eeuws en de bories, stenen hutjes die door boeren werden gebruikt bij drukke tijden op hun land, waren uit de XVIIIe eeuw. Hoe dan ook waren ze leuk op te zien!


Puits de la Vierge Saint-Cézaire-sur-Siagne

Saint-Cézaire-sur-Siagne zelf had ook nog een aantal verrassingen voor ons in petto, te beginnen met de XIIe eeuwse Notre Dame de Sardaigne met een Gallo-Romeinse sarcofaag. Op het dorpsplein stond nog een andere kerk, waar een paadje begon naar een uitzichtpunt met een “table d’orientation”. Het liep recht door het oudste, kastelige gedeelte van het dorpje. We keken uit over de groene heuvels waar we eerst in af mochten dalen tot aan de Siagne, en die we daarna weer op zouden moeten klommen. Van onderaf kon je zien dat Saint-Cézaire aan de rand lag van een kloof die de Siagne had uitgesleten. Eenmaal boven hadden we nog een aardige afdaling tegoed naar Callian, een sfeervol ogend dorp met torens. Maar wij suizden er snel langs, want het was al aan de late kant en we moesten nog een plekje zoeken op Camping Les Prairies**, net buiten Callian. We kregen een fijn veldje met eigen picknicktafel, niet te ver van het sanitair. Er was een ook een lekker koel zwembad. En, ook niet onbelangrijk, vlakbij zat een Lidl waar we boodschappen konden doen.

Dinsdag 16 juli – Saint-Aygulf (52 km in 3 uur en 47 min., 452 hoogtemeters)

Na een aantal dagen dure kleine Casinootjes, waren de verleidingen van de Lidl wel erg groot ... we hadden zo’n lekker uitgebreid ontbijt dat we aan de late kant vertrokken. En dat was gezien de hitte niet zo best. We begonnen al meteen met een klim. Het werd hier drukker en het uitzicht was ook niet meer zo spectaculair als we gewend waren. Nu waren we natuurlijk ook wel erg verwend geraakt in de afgelopen dagen. Toch zaten er wat leuke verrassingen op onze etappe naar de kust. Zo kwamen we langs de Gorges de Blavet met zijn donkerrode rotsblokken. Vanaf het parkeerterreintje kon je links de kloof in kijken en voor je uit keek je in een dal met La Motte erin, onze eerstvolgende IceTea stop. Het stadje was niet veel bijzonders, al hadden we er bij minder heet weer op zoek kunnen gaan naar een nabijgelegen waterval. In de buurt van Roquebrune-sur-Argens kregen we nog een leuk landschapje van bruine steen met pijnbomen vol met krekels.


We reden hier parallel aan de snelweg. Het werd uiteindelijk een etappe van ruim vijftig kilometer, veel over kleine weggetjes, soms over een fietspad dat helaas op de gevaarlijkste punten tijdelijk verdween. Om drie uur kwamen we aan bij Camping Les Lauriers Roses**** in Saint-Aygulf. Hij bleek gerund te worden door Nederlandse eigenaars, dus we konden hier rekenen op een geordende camping met goed sanitair, een zwembad en heel erg veel nieuwsgierige Nederlanders. We kregen een terrasje bij het zwembad en voelden ons al snel de attractie van de dag. Iedereen kwam een praatje maken en we kregen meteen een fles koud water aangeboden door de twee dames uit de caravan achter ons.

Woensdag 17 juli – Dagje Strand in Saint-Aygulf (8 km in 39 min., 40 hoogtemeters)

’s Ochtends stond al voor achten de bakker voor onze tent met warm stokbrood. We deden rustig aan en vertrokken toen naar het strand, een kilometer of vier verderop. Onderweg kochten we een parasol. De volgende uren vermaakten we ons met zwemmen in de warme zee, knoeien met zand en e-readeren. Eenmaal terug op de camping deden we een zanderig wasje, dat luxe in een centrifuge kon. We bestelden friet met kroketten en frikadellen en toen was het wachten op de mini-playback-show, georganiseerd door een Nederlandse dame voor Nederlandse kinderen die net als hun ouders op deze camping zijn geboren en getogen en hier elk jaar staan met hun opa’s en oma’s. Pelle en Elise deden enthousiast mee met zingen en dansen, maar na twee dagen wilden we ook wel weer graag het echte Frankrijk in! We rekenden af bij de receptie en mochten graaien in de droppot.


Strand bij St-Aygulf Camping
Donderdag 18 juli – Pramousquier (52 km in 4 uur en 6 min., 339 hoogtemeters)

Na weer een ontbijtje warm stokbrood waren we klaar voor vertrek. We reden langs de kust naar Saint-Tropez. Er was, met wisselend succes, een soort fietsroute uitgezet. Soms was het een stoep die we moesten delen met strandgangers, soms ging hij ineens verder aan de andere kant van de weg en moesten we oversteken, soms ging hij midden over een drukke parkeerplaats en waar ze het echt niet meer wisten hield hij even op. Maar we konden zo toch veilig langs de files rijden. Om een uur of elf was het tijd voor een korte duik in zee, met Saint-Tropez al in zicht. Gesterkt door onze pains au raisin besloten we de volgende etappe eraanvast te knopen en door te gaan naar Pramousquier, bij Le Lavandou. Dat bespaarde ons een nacht op een drukke camping in Saint-Tropez en leverde ons een extra stranddag op. We kregen nu al snel een oud spoortraject om op te rijden. Ze hadden er alleen geen mooie voie verte van gemaakt; het was een onverhard pad vol kuilen en keien. Maar het was best avontuurlijk, niet al te steil en heel mooi groen. Er zaten zelfs wat tunnels in. Het bracht ons helemaal tot aan Parc Camping de Promousquier, een **-camping vlakbij zee. We kregen er een hooggelegen terras voor onze tent. Die zetten we snel op, want het begon weer te rommelen. Uiteindelijk zette het onweer niet door en konden we nog even naar zee. Het was een klein baaitje, helemaal volgeparkeerd met lege strandstoelen die je voor veel geld kon huren. Maar wij vonden nog een leeg stukje zand.


Het leuke fietspad langs zee Strandje bij Pramousquier
Vrijdag 19 juli – Rustdag in Pramousquier (9 km in 45 min., 73 hoogtemeters)

Het bleef redelijk rustig ’s nachts, zeker voor een strandcamping. Het was al meteen erg heet; te heet om al naar het strand te gaan en te heet om op de camping te blijven. Daarom besloten we een bezoek te brengen aan Domaine du Rayol, een mediterrane tuin van de heuvels naar zee. Hiervoor moesten we weer een stukje terug over onze cross-country spoorbaan. Alles was uitgebloeid, maar er stonden veel bomen die zorgden voor schaduw. De tuin werd opgevrolijkt met sporen van blauwe plastic bloempotjes, rode draden en windmolens en een boot van plantenstengels. Maar het mooiste lag beneden: een uitkijkje over een idyllisch baaitje met turquoise water. Later op de dag gingen we alsnog naar zee. Het voorspelde onweer bleef gelukkig uit.


De tuinen en het strand van Domaine du Rayol
Zaterdag 20 juli – La Londe-les-Maures (35 km in 2 uur en 31 min., 232 hoogtemeters)

We deden een korte etappe, gewoon omdat er na de camping van La Londe-les-Maures voorlopig geen op de route zou zitten. We hadden weer heel veel treintraject, het “chemin du train des pignes”, nu wel geasfalteerd. We kregen niet veel zee te zien, maar fietsten veel door schaduwrijk bos. Net voor het einde van onze rit kwamen we langs maar liefst twee grote Casino’s. En dat was maar goed ook, want we waren alweer een tijdje geen echte winkel tegen gekomen. Ze hadden er brood in alle soorten en ham voor erop en chaussons au pomme en liters lekker sap en de goede zonnebrandolie, zeep, shampoo en doucheschuim en nieuwe haarspeldjes voor Elise. Het sap en de chaussons maakten we meteen soldaat en de rest sleepten we mee naar Camping les Moulières ****. Daar mochten we, helemaal alleen, op een gigantisch grasveld gaan staan naast de tennisbaan. We gingen voor de laatste keer naar zee. Het was een chic strand, dat bij de jachthaven van Miramar. Je kon er komen via een zandpad dat begon naast onze buurcamping. Er lagen luxe appartementen langs de zee met de groenste groenstrook van heel Frankrijk ervoor. Daar lagen allemaal mensen te zonnebaden. Voor de zandliefhebbers was er een druk strookje zand met een heuse strandwacht en wel drie beignet-verkopers. Voor na afloop waren er wc’s en douches. Pelle en Elise bouwden nog één keer een berg met een kasteel. ’s Avonds bleek onze camping toch één klein minpuntje te hebben: het stikte er van de bloeddorstige muggen.


Fietspad op oude spoorbaan
(Chemin du train des pignes)
Laatste keer strand, deze vakantie
Zondag 21 juli – Le Cannet-des-Maures (55 km in 4 uur en 11 min., 518 hoogtemeters)

We lieten onze parasol achter, want ons luizenleventje aan zee was voorbij. We begonnen met een bezoekje aan de supermarkt, want de camping had niet genoeg brandstof voor vier fietsers die ruim vijftig kilometer onbewoond gebied voor de boeg hadden. De route was heuvelachtig met heel veel gedrongen bomen en wijngaarden. De wegen waren drukker bevolkt met racefietsers dan met auto’s, want iedereen was geïnspireerd op de laatste dag van de Tour de France.


Terug naar het heuvelachtige binnenland Elise en haar tuin

Wij hadden het zwaar in de hitte. Na twintig kilometer vonden we dat we wel een schaduwrijk bankje hadden verdiend in Portanière, alleen sloeg onze weg net voor het dorp rechtsaf en moesten we het doen met een bushuisje. Tien kilometer later hadden we meer geluk in Pignans, waar ze IceTea hadden en een wasplaats met een kraan vol koel drinkwater. Weer tien kilometer later hadden we die alweer verdampt en waren we erg blij met de koude sinaasappelsap en ijsjes in de (geairco-de) Mac in Le Luc. Hierop hielden we stand tot ons einddoel: super ANWB-Camping Domaine de la Cigalière** in Le Cannet-des-Maures. Het was inderdaad een mooie camping met grote plekken, alleen waren die al allemaal bezet en werden wij voor het volle pond afgescheept met een stenig, onontgonnen stuk bos aan de rand van de camping. We werden er niet bepaald vrolijk van, maar we hadden geen andere keuze. Uiteindelijk maakten het zwembad (Pelle en Elise) en de heerlijke douches (Peter en Ester) veel goed. En het restaurant bij de ingang hielp ons aan heerlijke pizza’s en koele blikjes IceTea.

Maandag 22 juli - Saint-Maximin-la-Sainte-Baume (52 km in 4 uur 16 min., 592 hoogtemeters)

We verheugden ons na een sobere zondag helemaal op de Vival van Le Thoronet, vier kilometer verderop. Alleen bleek die op maandag dicht te zijn. Vervelend, want we zouden pas laat op de dag weer in de bewoonde wereld komen. Gelukkig was de bakker wel open en die had ook IceTea. De Abbaye du Thoronet lag nog vier hele steile kilometers verder. We lieten bij aankomst onze drankjes en brioches au sucre in elk geval goed smaken terwijl we wachtten tot de deur open ging. De cistercienzer abdij stond te boek als het toonbeeld van Romaanse architectuur in de Provence en Peter had er speciaal de route voor omgelegd. Heel eerlijk gezegd viel hij een beetje tegen; hij was best klein en heel erg sober, wat natuurlijk eigenlijk wel passend was. De kleine donkere slaapcellen waren ronduit somber. Maar in de kruisgang in het hart van het klooster viel het zonlicht door de vele dubbele bogen naar binnen en dat gaf het iets heel sereens.


Abbaye du Thoronet

We fietsten verder door groene heuvels tot we bij het Lac de Carces een kraampje met gekoelde blikjes vonden. We lunchten in Le Val, waar een Xie eeuwse kerk lag ingebouwd tussen de huizen. De kerk was pikdonker, maar na even wennen kwamen de schitterendste fresco’s tevoorschijn (XVIIIe eeuw). Dit was een flink contrast met de protserige basiliek van Maria Magdalena, bijna twintig kilometer later in Saint-Maximin-la-Sainte-Baume. Maar die huisvestte dan ook de enige echte relikwieschrijn van Maria Magdalena. Het was een nogal ligubere gouden buste met lang goud haar met een schedel erin als gezicht. Er zaten heel serieus nonnetjes voor te bidden. De legende gaat dat Maria Magdalena na haar aankomst in Saintes-Maries-de-la-Mer de bevolking in Marseille ging bekeren, waarna ze zich terugtrok in een grot in Saint-Maximin. Ze zou dan ook hier begraven zijn en niet in Vézelay. In de gallo romaanse crypte lagen nog versierde sarcofagen die van Sant Maximin en Maria Magdelena zouden zijn. Het was nu hoog tijd om een bezoekje te brengen aan de Intermarché, de laatste supermarkt voor Camping Le Provencal***. We aten rijst met ratatouille uit blik, want we waren de aardappelsla, pasta en pizza’s na ruim drie weken wel even beu. De recensies van deze camping waren twijfelachtig, maar wij waren dik tevreden met onze prachtplek bij de ingang. De kinderen doken meteen in het zwembad, terwijl Peter de schade aan zijn fiets bekeek. De kapotte spaak bleek niet te vervangen als gevolg van een breuk in een bevestigingspunt van de derailleur waardoor het "NextBestThing" niet meer paste om de pion af te kunnen nemen... dit zag er niet hoopvol uit voor de laatste 150 kilometer terug naar Graveson. Een Frans echtpaar achter ons kwam meteen gastvrij aanzetten met twee tafels en vier stoelen. Wat een luxe! We hadden er zelfs een champagnekoeler met ijsblokjes bij kunnen krijgen.

Dinsdag 23 juli - Aix-en-Provence (49 km in 3 uur en 49 min., 520 hoogtemeters)

We fietsten door de wijngaarden het dal van Saint-Maximin uit . Voor ons doemde deen grijze bergkam op, waar we op het heetst van de dag langs omhoog moesten klimmen. Maar we hadden niets te klagen, want na de klim volgde een hele lange afdaling naar Aix-en-Provence. We kregen alleen nog een klim naar de Lidl naast onze beoogde camping. Daar zat zowaar een fietswinkel naast! We verwachtten wel en beetje dat ze ons daar zouden kunnen en willen helpen met de derailleur en de spaak, maar dat was helaas niet het geval. We moesten maar hopen dat de fiets het nog honderd kilometer zou uithouden. We propten de karren vol met eten en drinken en kwamen toen voor de volgende desillusie te staan: onze camping zat vol. We moesten nu door naar Camping Chantecler****. Die zat niet veel verder, maar het betekende wel even een flinke extra klim. En daar werden we ook nog een bossige helling opgestuurd, speciaal voor trekkers met kleine tentjes. We hadden hier wel mooi uitzicht op de berg die we hadden beklommen. Ach, Pelle en Elise lieten zich niet ontmoedigen door de verre wandeling naar het zwembad en er was heet water voor de was. En Peter bedacht dat hij de noodspaak misschien wel op zijn fiets kon krijgen.

Woensdag 24 juli - Salon-en-Provence (60 km in 4 uur en 29 min., 384 hoogtemeters)

Aix-en-Provence met kathedraal Saint Sauveur

We waren gisteren niet eens meer toegekomen aan de hoogtepunten van Aix-en-Provence, dus dat moesten we ’s ochtends nog snel goedmaken. Peter loodste ons met zijn GPS via de drukke Cours Mirabeau en de Place de la Rotonde een wirwar van oude straatjes in tot voor de deur van de kathedraal Saint-Sauveur (XVe – XVIe eeuw). En toen bleek er net een begrafenis te beginnen en konden we niet naar binnen. Na ja, stiekem heel even dan, want ze waren nog buiten aan het verzamelen. Hoe dan ook zagen we voornamelijk de rijk versierde buitenkant, vol met engelen en grappige figuren, waaronder eentje met zijn afgehakte hoofd in zijn armen. Nu werd het de hoogste tijd om aan de klim uit Aix te beginnen. Die was zo steil dat we zelfs een stukje moesten lopen. Het landschap bestond hier uit heel veel wijngaarden en de eerste zonnebloemen van deze vakantie. We picknickten in Pélisanne naast de petit Casino. Onze lunch bestond grotendeels uit IceTea, want het was weer moordend heet. Hier besloten we niet helemaal door te rijden naar Mallemort, wat weer een flinke klim had betekend.


Kunst met rood plastic

We reden nu door naar Salon-en-Provence, langs de gesloten Saint-Michel met een veelbelovend timpaan van de aartsengel Michaël en het paaslam en het Château de l'Emperi, een oud fort van waaraf je uitzicht had op de hele stad. Dat uitzicht was een beetje vreemd, want een kunstenaar had een aantal gebouwen zo beplakt met rood plastic dat er van een afstand twee rode cirkels te zien waren. Wij zochten Camping Nostradamus*** op, een paar kilometer van de stad af aan een wild stromend kanaal. We kregen voor de (aangename) afwisseling een grote vlakke plek tegenover het sanitair. We deden vandaag geen boodschappen, maar reden terug naar de Mac van Salon. Het was tenslotte woensdag en woensdag is frietjesdag! We kwamen er ook het andere fietsgezin van onze camping tegen.

Donderdag 25 juli – Graveson (51 km in 3 uur en 27 min., 223 hoogtemeters)

We waren al vroeg startklaar voor onze eindronde. Om half negen stonden we bij de supermarkt, drie kilometer van de camping. We hadden nog zo’n vijftig kilometer te gaan tot Graveson. Het was een vrij vlakke en groene etappe met boomgaarden en veel kanaaltjes vol grote bossen roze kattestaarten en zwarte libelles. Alleen bij Orgon vonden we grijze rotsen, met bovenop het elegante torentje van de kapel van Notre Dame de Beauregard. Orgon zelf was een sfeervol oud plaatsje met een vervallen kasteel. We hadden verwacht in Orgon zelf nog wat meer van de Notre Dame te zien, maar die was nergens meer te bekennen.


Trekpaard in Mollégès Triomfboog van overwinning Caesar op Galliers Oppidum de Glanum

We pauzeerden uiteindelijk in Mollégès, waar ze een sfeervol plein zouden hebben naast de kerk. Dat plein was een parkeerterrein, maar er stonden wel bankjes op. Een straat verder vonden we ook het monument van een trekpaard. De klapper van de dag was Saint-Rémy-de-Provence, waar we de tweede berg van de dag, de Mont Gaussier, opzochten. Het was nog een aardige klim naar het Oppidum de Glanum, de ruines van een stad met een geschiedenis die teruggaat tot de Gallische Kelten die hier in de zesde eeuw voor Christus leefden en hun god Glanis vereerden. Uiteindelijk werd de stad bedekt met een laag sediment die van de berg spoelde. Glanum lag bij de olijfgaarden van de abdij van Saint Paul-de-Mausole, beter bekend als het gesticht waar Van Gogh verbleef. Het was leuk geweest om hier te kijken naar de kamer met het bed van zijn schilderij, maar het was gewoon te heet voor de wandeling erheen. Les Antiques lagen gelukkig wel gewoon aan de weg; een grafmonument voor de Iulii en een triomfboog met een afbeelding van de overwinning van Caesar op de Galliers.


Oppidum de Glanum

Een poosje later zagen we al een bordje naar Les Micocouliers*** langs de weg staan. Hier wachtte ons de auto met tafeltje en stoelen. We genoten nog een middagje van deze luxe, voor we de volgende ochtend weer naar huis zouden rijden. We hadden nog een dagje extra kunnen blijven, maar met 34 graden in de schaduw en geen zuchtje wind hadden we daar niet zo’n zin in. Bovendien hoopten we zo de drukte op de snelwegen in het weekend een beetje voor te zijn.

Nawoord

Een route waar alles in zat. Zeker waar, de gorges en uitzichten waren indrukwekkend; de stadjes oud en leuk om in rond te fietsen met mooie bezienswaardigheden; de grotten een leuke afwisseling tijdens het fietsen; de stranddagen langs de Cote-d'Azur relaxt. Vooraf hadden we twijfels of Pelle en Elise van 8 en 9 jaar dit wel aankonden. De eerste echte test-klimdag met 600 hoogtemeters waren geen probleem en dat is eigenlijk de hele vakantie zo gebleven. Maar een zwembad op elke camping is natuurlijk wel een verplichting, net zoals frites en pizza op zijn tijd. De campings waren, op 1 na, goed dit jaar en meestal voorzien van een zwembad of ze lagen ze dicht bij zee. Een andere twijfel vooraf was het stuk strandroute. Het was wel druk maar de route liep toch vooral over rustige wegjes of fietspaden. De stukjes langs de (wel drukke) wegen zijn nergens gevaarlijk geworden al blijft het wel natuurlijk altijd oppassen met kinderen.