Reisverslag Graveson -Carcassonne en terug - 2011



Fietsvakantie 2011
Graveson - Carcasonne en terug

door Peter, Ester, Pelle en Elise
Vooraf

Pelle had vorig jaar al laten weten dat hij bij de volgende gelegenheid geen aanhangfietser meer wilde zijn. En eigenlijk kwam ons dat met het oog op bagagevervoer wel goed uit. Dan kon namelijk de bagagekar weer mee en konden wij ons de luxe van vier stoeltjes permitteren. Maar wat was eigenlijk een geschikte plek voor een eerste fietsvakantie? De campings mochten niet veel meer dan 40 km uit elkaar liggen, het verkeer mocht niet te druk en gevaarlijk zijn, en, met een snelheidsduivel als Pelle, de afdalingen niet te steil. Gezien het weer en de campingdichtheid besloten we weer voor Frankrijk te gaan. We vonden een route in Bourgondie over jaagpaden, maar bij nadere inspectie leken die deels onbegaanbaar te zijn voor onze aanhangkar. Het leek ons ook leuk om in het kader van ons 10-jarig fietsjubileum nog een keer een stuk van de Groene Route te rijden. Deze optie moest helaas ook afvallen, omdat we bij een van-A-naar-B-tje afhankelijk waren van een fietsbus, en die stopte niet ergens op een geschikte plek op de route. Uiteindelijk kozen we voor een stukje Groene Route, beginnend met de Camargue en dan langs zee en het Canal du Midi naar Carcassonne, dat al jaren op onze verlanglijst stond. Van daaruit zouden we dan een beetje door de heuvels terug fietsen naar ons beginpunt.

Met deze keuze hadden we meteen het enige gebied van Frankrijk met goed weer te pakken. Dat was van de ene kant prettig, maar had ook als gevolg dat wij moeite hadden met het vinden van campings, wat ons af en toe een flink aantal extra kilometers opleverde. Naast de extra kilometers kregen we ook twee weken harde westenwind (pal tegen dus) en soms redelijk onbegaanbare paden langs het Canal du Midi voor de kiezen. Gelukkig fietste Pelle onverwacht goed en konden we de hele tocht rijden op de laatste twee etappes na. We kregen aan het einde problemen met campings; ze bleken helemaal vol te zitten, zelfs voor vakantiefietsers. We zaten toen zo’n 55 km van onze begincamping af en besloten er maar een einde aan te knopen.

Zaterdag 9 juli – Naar Graveson

Het leek waanzin om meteen de eerste zaterdag van de vakantie naar Zuid-Frankrijk te rijden, maar we reden zo Luik door en zelfs Lyon viel mee. Het bleef wel spannend tot het einde, want de GPS waarschuwde steeds voor lange files, en onze geschatte aankomsttijd schommelde tussen zes uur ’s avonds en vier uur ’s nachts. Het was uiteindelijk half zeven toen we Les Micoucouliers in Graveson op reden. We hadden onderweg regen, regen, wind en nog meer regen, maar hier was het droog en 35 graden en deden de krekels het klinken naar hoogzomer!

Zondag 10 juli - Rondrit Châteaurenard (23,8 km in 1 uur en 49 minuten)

Kasteel van Châteaurenard Zicht op Châteaurenard

We begonnen onze fietstocht met een rustdag om even bij te komen van de reis en een onwennige nacht in een wel erg hete tent. We haalden een paar boodschappen in Graveson en maakten later nog een tochtje naar Châteaurenard, het dorp waar we onze vakantie eigenlijk hadden willen beginnen, maar waar de camping ons niet op tijd had laten weten of we er onze auto kwijt konden. Het was een relaxed tochtje van 24 kilometer over een rustig en groen landweggetje met een kanaaltje erlangs. Achter het kanaal waren boomgaarden en kassen en velden vol groenten. Het was druk in Châteaurenard, want het was markt. En we moesten dwars over de markt om bij het steile weggetje naar het XIIe eeuwse kasteel te komen. Meteen bleek al dat Pelle geen enkelprobleem had met het gebruik van zijn versnellingen in combinatie met het steile klimmetje. Het kasteel bleek wel gesloten te zijn tot half drie ’s middags! Niet dat ons tochtje nu voor niets was geweest, want het kasteel lag erg leuk, met mooi uitzicht over de vallei van de Durance en in een aardig park vol picknickbankjes. We aten er het eerste stokbrood van de vakantie. Daarna liepen we nog maar even het pad af om een cache te zoeken en verder naar een veel te glimmend gouden Mariabeeld in de hoop daar extra mooi uitzicht te krijgen. En toen hadden we wel een frisse duik verdiend in het zwembad op de camping. Het was trouwens een fijne, niet al te grote camping, met keurig sanitair en een groot centraal speelveld. Wel met hele strenge regels in het zwembad die strikt bleken te worden nageleefd. Om het speelveld stonden houten palen en op elke paal zat minstens één leeg velletje van zo’n herrie-krekel.

Maandag 11 juli - Graveson naar Arles (35,2 km in 2 uur en 29 minuten)

De vakantiestoet

Om kwart voor tien stond de auto op zijn vakantieplek en konden wij bepakt en bezakt op weg. De stoet bestond dit jaar uit: Peter met Elise op de aanhangfiets, compleet met GPS en fietscomputer en een achteruitkijkspiegel, voor ieder een tas met kleren en de tent achterop. Daarachter kwam Pelle, met de tassen met (hopelijk overbodige) regenspullen en zijn voetbal. En de rij werd gesloten door Ester met de stuurtas en de bagagekar met kook-, reparatie-, kampeer- en lunchspullen. Onze eerste rit was een korte en landschappelijk ook niet zo spectaculaire route, maar we zagen onze eerste zonnebloemen en twee caches voerden ons naar een kleine Romeinse brug en het mooie Romaanse kerkje van St-Gabriel. Dat laatste stond midden in een olijfgaard die was volgehangen met plastic “hangmatten” gevuld met olijfolie. We vroegen ons al af wat daar de zin en betekenis van was toen we een poster zagen hangen met de mededeling dat het kunst was.


Het eerste zonnebloemenveld van de vakantie Waar is die cache nu? Aquaduct in Arles, dicht bij de camping

We waren net op tijd in Fontvieille voor de bakker en de Spar. We lunchten in de lokale speeltuin, tot Pelle vond dat we maar eens verder moesten. Het was nu op het heetst van de dag: 35°C! Zo waren we wel bijtijds op camping La Bienheureuse in Arles, waar we de hele rest van de middag afkoeling zochten in het zwembad. ’s Avonds zochten we ons heil in het lokale centre commerciale, meer vanwege de muggen dan vanwege de hitte. Wijs geworden door twee eerdere ervaringen op deze camping waren we deze keer dan wel in het gelukkige bezit van een flesje DEET en lange broeken en truien, maar de laatsten zagen we bij deze hitte niet zo zitten.

Dinsdag 12 juli - Arles naar Saintes Maries de la Mer (67,2 km in 4 uur en 59 minuten)

We waren al vroeg klaar voor de langste etappe van deze vakantie: zestig kilometer! Net voor Arles sloegen we flink in, want we zouden in de Camargue niets tegen komen. Er ging veel eten en drinken in de bagagekar. Maar op één ding hadden we niet gerekend … net na Arles, met krap tien kilometer op de teller, zei Pelle dat hij véél te moe was om verder te fietsen. Daar stonden we nu, midden in de zon, met de moeilijke beslissing of we hier dan onze fietstocht moesten staken … Dat zou natuurlijk zonde zijn, want Pelle had al eerder later zien dat hij goede fietsbenen had. Aan de andere kant konden we beter ten halve keren dan ten hele dwalen. Gelukkig hielp Elise ons uit de brand. Zij wilde wel een stuk fietsen, want ze had zich erg verheugd op de zee, en daar zou deze etappe ons naartoe brengen. We hingen de tassen bij Ester achterop, zetten het zadel wat lager, en daar ging de stoere meid dapper op weg op Pelles grote fiets. Pelle kreeg een trapverbod en moest verplicht uitrusten op de aanhangfiets. Elise slingerde een beetje en het ging niet snel tegen de wind in, maar ze hield het toch tien kilometer vol, net genoeg voor Pelle om een beetje uit te rusten. Hij pufte nog wel een beetje, want de weg was lang en saai en we hadden zoals gezegd veel tegenwind. We fietsten langs suikerriet en rijstvelden en zochten intussen naarstig naar een geschikte plek om te pauzeren. Dat viel niet mee, want zodra we stopten werden we belaagd door zwermen muggen en er was nergens wat schaduw te vinden.


De eindeloze Camargue met zijn ... ... flamingo's

Het werd leuker toen we de zoute meren met flamingo’s bereikten. Bij een vuurtoren zochten en vonden we een cache. Hierna werd de weg verboden voor auto’s en veranderde hij in een zandpad vol kuilen. Dit vond Pelle wel avontuurlijk en al zijn vermoeidheid verdween als sneeuw voor de zon. Het werd pas echt avontuurlijk toen de weg werd bedekt door een dikke laag los zand, waar we onze zwaar beladen fietsen doorheen moesten duwen. Maar Elise hielp hard mee met het duwen van de bagagekar. Als beloning reden we meteen het strand even op om eindelijk te pauzeren en lekker te kliederen langs de zee. De zon was inmiddels verdwenen achter een dik pak wolken. We hadden nu nog zo’n zeven kilometer te gaan, dus we gingen het redden tot Saintes Maries de la Mer. Tja, en toen kregen we op Camping La Brisee een akelig schuin veldje toebedeeld. We probeerden nog een ander plekje, maar we hadden geen goed gevoel bij deze megacamping. Het zag er onvriendelijk uit, er was geen beschutting tegen de zon en het sanitair was smerig. Het toppunt was een stomdronken moeder met een dochtertje van een jaar of tien. We besloten ons boeltje te pakken en camping Clos du Rhone te proberen. Dit was een goede beslissing, want dit bleek een rustige familiecamping te zijn, waar we een mooi veldje vonden met echt gras en zelfs een pergola en een kraantje. Terwijl wij alles regelden en de tent opzetten, sprongen Pelle en Elise welverdiend in het zwembad. Daarna zouden we pizza gaan halen in het restaurant. Helaas ging dat niet door omdat het deeg op was ... !! Raar, maar er zat niets anders op dan weer op de fiets te springen en een pizzeria te zoeken in Saintes Maries. Terwijl wij aten vielen de eerste regendruppels, een voorbode van wat uit zou groeien tot een onweersbui die tot in de ochtend duurde. Wij hadden er niet zo’n moeite mee, want het koelde lekker af en we hadden toch een rustdag ingepland, enerzijds om Pelle de kans te geven om goed uit te rusten, en anderzijds om Peters fiets te laten repareren, die in de hobbels en de kuilen een kapotte spaak en daarmee een slag in het wiel had opgelopen.

Woensdag 13 juli - Rustdag Saintes Maries de la Mer

Het was ’s ochtends redelijk droog, maar de lucht was gitzwart. Toen we rond half elf naar Saintes Maries fietsten om een fietsenmaker te zoeken zagen we in de verte fikse buien naar beneden komen. De fietsverhuur waarvan we hadden gehoopt dat die ook aan reparaties deed bleek helaas gesloten te zijn wegens gebrek aan klanten. Net toen we bij de VVV stonden om advies te vragen brak er een bui los. Hij duurde hooguit een kwartier, maar was zo hard dat alle straten blank stonden. Intussen hadden we een tweede adres voor een fietsverhuur. Daar wilden ze aan het einde van de middag, als de baas er zou zijn, wel een poging wagen om het wiel te maken. We hadden dus heel wat uren Saintes Maries voor de boeg. We begonnen maar eens met een broodje en beklommen vervolgens traditiegetrouw de kerk. Het was inmiddels weer prachtig weer en we hadden mooi uitzicht vanaf het dak. We bekeken ook nog de binnenkant, die helemaal werd verlicht door zeeën herdenkingskaarsjes. Rond de kerk was het een gekrioel van mensen; toeristen en verkopers van veel te dure prullaria als scapuliermedailles.


Campingplaats met pergola Saintes Maries de la Mer vanaf de kerk Saintes Maries

Het einde van de middag was nog ver weg toen we alles hadden gezien en het veel te heet kregen met lange broeken en lange mouwen. Aangezien het ook niet erg praktisch was om met zijn vieren op de fiets te wachten, bleef Peter alleen achter en deed ik een wasje terwijl Pelle en Elise zwommen en in de speeltuin speelden. Peter kwam om een uur of vijf onverrichterzake terug; de eigenaar van de verhuur was niet op komen dagen. Er zat niets anders op dan zelf aan de slag te gaan met de reserve spaken en ons “N(ext)B(est)T(hing)”, die overigens al jaren deel uit maken van onze reparatieset. Uiteindelijk klaarde Peter de klus zelf in een uurtje. We hadden voor het eten (friet met worst en uitgedroogde magnetronkip van het campingrestaurant) nog mooi even tijd om in zee te zwemmen en dat was heerlijk!


Strand naast de camping
Donderdag 14 juli - Saintes Maries de la Mer naar Mauguio (52,5 km in 3 uur en 58 minuten)

Volgens het weerbericht bij de VVV zou vanaf vandaag de Mistral waaien en er stond inderdaad een stevige tegenwind. Toch leek hij nu ook weer niet zo hard dat we er onze geplande 35 kilometer naar Aigues Mortes niet door zouden kunnen halen. Met 29°C op de thermometer had de wind eigenlijk ook wel wat lekkers. De route begon wel leuk, met flamingo’s en een pontje met een terras met IceTea aan de overkant. Maar al snel werd de weg lang, recht, saai en druk, en hadden we weer de grootste moeite met het vinden van een picknick plek. Gelukkig vonden we precies rond het middaguur toch nog een echte picknickbank tussen de bomen en konden we aan het brood met jam en pindakaas. De appeltjes waren helaas melig en bruin en rijp voor de vuilnisbak. En dat terwijl op de picknicktafel naast ons de meest geweldige maaltijd werd uitgestald!


Stieren ... en paarden in de Camargue Veerpont over de kleine Rhone

Niet ver voor Aigues Mortes konden we van de drukke weg af, een jaagpad op langs het kanaal van Sète. Het was er mooi fietsen, langs woonboten en de torens van Aigues Mortes aan de horizon. We moesten intussen wel minstens één oog op het pad houden, want het was modderig en zat vol met kuilen.


Aigues Mortes Pleintje in Aigues Mortes 's-Avonds vanaf de Camping

We reden om een redelijke tijd door de stadspoort van Aigues Mortes en kwamen daarmee op een levendig plein. Net als vele anderen gingen we op een muurtje zitten met een flinke ijshoorn en keken en luisterden naar een erg Frans uitgedoste meneer die zong bij zijn draaiorgeltje. Na deze prettige introductie van Aigues Mortes, besloten we eerst maar eens een plekje op de camping te zoeken en dan ’s avonds terug te komen om verder rond te kijken en een hapje te eten. Het liep niet helemaal volgens deze planning … de camping van Aigues Mortes was vol en kon ons alleen nog voor 60 EURO een plekje tussen de disco en de vuilnisbakken bieden. Dus zeiden wij Aigues Mortes vaarwel en reden naar de volgende camping. Deze kon ons alleen nog voor 60 EURO een klein driehoekje rul zand bieden. Ook de vier campings in La Grande Motte zaten helemaal vol. Wij realiseerden ons inmiddels dat het Quatorze Juillet was en alle Fransen genoten van een lang weekend. Uiteindelijk belandden we na een rit van 50 km op Les Saladelles, een camping bij Carnon Plage. Wij waren tevreden: een veldje met gras en strand aan de overkant van de weg. Met het strand zo dicht in de buurt stond het er wel vol met jongeren, die in al hun ijdelheid de sanitairblokken bezet hielden. Gelukkig bood de camping ze geen vertier. Op Pelles verzoek haalden we weer pizza’s. We haalden ze zelfs in twee delen, want een van de pizza’s bleek bij terugkomst na het afhalen helemaal verkoold te zijn.

Vrijdag 15 juli - Mauguio naar Vic la Gardiole (26,2 km in 1 uur en 57 minuten)

Door de extra kilometers van gisteren hoefden we nu niet meer zo ver. We fietsten door het waterrijke Palavas-les-Flots. Er was overal fietspad met zelfs eigen fietsbruggetjes. Daar waren er veel van, want hier kwamen het Etang de Pérols en het Canal du Rhône et Sète bij elkaar. Overal stonden borden met alle te spotten vogels erop. We pauzeerden in een parkje met een dikke toren, volières en een vijver met zwarte zwanen. Verder kwamen we niet veel vernoemenswaardigs tegen, behalve de XIIe eeuwse versterkte kerk Sainte Léocadie van Vic-la-Gardiole, die er van buiten imposant uit zag, maar die van binnen voornamelijk aardedonker was. Aan de rand van het plaatsje vonden we Le Clos Fleuri. We kregen er een rustig veldje met heggetjes eromheen en bomen voor een waslijn. En er was een leuk zwembad, waar Pelle in zwom tot zijn ogen rood zagen van het chloor en hij nog te moe was om te eten. Intussen hadden we vakantie-fietsende Nederlandse buren gekregen, die onze route in de andere richting reden.


Parkje onderweg XII-de eeuwse kerk in Vic la Gardiole
Zaterdag 16 juli - Vic la Gardiole naar Vias (54,5 km in 4 uur en 1 minuut)

Onze buren waren al om acht uur klaar voor vertrek, terwijl wij moesten wachten tot de receptie om half tien open ging om te kunnen betalen. Gelukkig was Pelle weer opgeknapt na een nachtrust van meer dan de klok rond. We begonnen onze etappe met een indrukwekkende reeks bruggen over het Etang de Vic, het Canal du Rhône et Sète en het Etang de Pierre Blanche, die hier bijna naadloos in elkaar over gingen. Snel daarna zouden we weer bij de zee uitkomen, waar een voie verte moest liggen, pal langs de zee. Deels was dit ook zo. De eerste spelbreker was echter al Frontignan, dat ons zo liet rondslingeren dat we er de weg kwijt van raakten. Tijdens onze omzwervingen kwamen we gelukkig wel een Mr Bricolage tegen voor nieuwe gasjes en een Intermarché voor de lunch. Maar voor de lunch moesten we eerst nog door Sète, wat niet meeviel omdat de GPS ons tegen de rijrichting wilde laten fietsen. Net na Sète kregen we dan dat mooie fietspad langs de zee, prachtig versierd met mozaïek van fietsen en zeedieren. We voelden ons erg bevoorrecht toen wij lekker door konden fietsen, terwijl er naast ons op de gewone weg een lange file stond. We duwden onze fietsen het strand op en hielden een lange pauze met picknick en een duik in zee.


Canal du Rhone et Sète tussen 2 etangs Net na Sète op een mooi fietspad Picknick aan zee

Daarna reden we verder naar Agde. Zo’n tien kilometer voor Agde eindigde echter ons prachtige fietspad bij een hek, met daarachter een onontgonnen wildernis, en dat terwijl het volgens onze GPS al klaar was. We hadden nu de keuze tussen die weg met de file of illegaal langs dat hek en cross-country fietsen. We kozen voor het laatste. Het was de bedoeling om in Agde nog één keer aan zee te kamperen, voor wij afbogen naar het Canal du Midi. Maar we raakten de weg kwijt in Agde in de wirwar van dan weer wel en dan weer geen fietspad. Zo fietsten we ineens onbedoeld over een landweggetje boven langs het Etang de Bagnas en was het beter om door te fietsen naar Vias. Acht km voor Vias moesten we echter eerst nog even stoppen om mijn band te verwisselen …


Niet zo'n mooi fietspad en dan een lekke band

Eigenlijk was het wel een opluchting om niet in het drukke Agde op een camping te hoeven staan. Nu konden we l’Air Marin nemen, een heerlijke camping met een geweldig zwembad, die ons al was aangeraden door onze fietsburen, maar die ons in eerste instantie te ver weg leek. Hij was knus versierd met totempalen enzo en had sanitair in alle mogelijke, ook kindvriendelijke, soorten. We kregen een ruime plek tussen een aantal andere Nederlandse gezinnetjes. Terwijl de kinderen lekker met elkaar speelden vertelden de ouders over het herfstige weer in Nederland en dat ze naar Frankrijk waren gevlucht. Nu konden we meteen een deel van de grote drukte op de campings verklaren!

Zondag 17 juli - Rustdag Vias (11,6 km in 46 minuten)

Gelukkig wist onze GPS een Intermarché in Vias. Peter haalde er spullen voor het ontbijt en een nieuwe tandenborstel voor Elise (want de vorige waren we vergeten op de vorige camping). Het was ineens best wel bewolkt en fris en niet echt zwembadweer. Daarom rommelden we wat rond de tent, net als alle mensen om ons heen. We wilden nog snel wat boodschappen halen voor de middagsluiting, maar we waren de camping nog niet eens af toen Peter een lekke band had. De reserve binnenband was nog lek van de dag ervoor, dus er moest snel geplakt worden! Het begon erop te lijken dat onze banden na jaren trouwe dienst toch aan vervanging toe waren … Na de boodschappen reden we voor het laatst deze vakantie naar het strand (Vias Plage). Het zag er een beetje spookachtig uit met een grijsgroene zee tegen een grijsblauwe lucht. Toch was het er goed toeven; Pelle en Elise gingen meteen aan het kuilen graven. ’s Avonds speelden ze nog lang met onze buurkinderen Mirthe en Jules.


Band plakken op de camping Eerste blik op het canal du Midi Op de camping
Maandag 18 juli - Vias naar Colombiers (37,0 km in 2 uur en 56 minuten)

Onze camping lag vlak bij het Canal du Midi, dat we de komende dagen zouden volgen. Helemaal aan het begin lagen de Ouvrages du Libron, een ingewikkelde constructie uit 1855 met veel tandwielen en kettingen, die het kanaal de Libron over laat steken. Een aquaduct kon hier niet, omdat het kanaal hier lager ligt dan de rivier. Het maakte het er ook niet gemakkelijker op dat de Libron, normaal een klein stroompje, ineens enorm kon zwellen bij een flinke zomerstorm. Na deze high-tech introductie tot het kanaal, viel ons armoedige jaagpad erg tegen. Het zat vol met kuilen en dikke boomwortels. Maar er zat wel een ooievaarsnest naast! En met enige regelmaat kwamen we langs sluizen, waar we dan telkens even bootjes gingen kijken. Het pad was ook niet overal even slecht, hier en daar was er zelfs een stukje geasfalteerd. In de buurt van Béziers staken we een bruggetje over om broodjes te halen, die we aten aan een picknicktafel bij een sluisje. Jammer dat de pastapot vervolgens niet goed dicht ging, want dit zou later nog zorgen voor een nare verrassing … Vlak na Béziers kregen wij ons eerste aquaduct, de Pont Canal de l’Orb, de aanleg waarvan twee van de Neuf Ecluses de Fonserannes de kop heeft gekost. Deze 17e-eeuwse sluizentrap was nog steeds erg indrukwekkend en het was er dan ook erg druk. Ook wij namen uitgebreid de tijd om een bootje van boven naar beneden te volgen. Je had hier trouwens ook een prachtig uitzicht op Béziers. Het was van hieruit niet meer zo ver naar camping Les Peupliers in Colombiers. We hadden nog niet zo veel kilometers gemaakt, maar Colombiers was een goede uitvalsbasis voor het Oppidum d’Ensérune met bijbehorend uitzicht op het Etang de Montady. Als tussendoortje voor onderweg was dit nooit gelukt met al onze bagage. Het was prachtig helder weer, dus ons harde zwoegen werd al snel beloond met een spectaculair uitzicht op het Etang, dat er op de GPS al erg intrigerend uit had gezien als een groot wiel met spaken. In werkelijkheid was het een ondiepe, ronde kom rijen bomen als spaken. Daartussen lagen goudgele korenvelden. We waren er inmiddels al achter dat dit voormalige meer in de 13e eeuw door monniken was drooggelegd. Waar nu de bomen stonden waren geultjes, die het water naar het midden voerden. Van daaruit werd het water door een tunnel afgevoerd.


Ouvrages du Libron Bootjes kijken Pont Canal de l'Orb

Beziers Etang de Montady Oppidum d’Ensérun

Vanaf het oppidum keken we niet alleen uit over het Etang de Montady, maar over het hele dal van Béziers. Het oppidum was bewoond van de 6e eeuw voor Christus tot de 1e eeuw na Christus, en van elke fase was er wel iets opgegraven. In de 6e eeuw voor Christus kozen Kelten deze heuveltop voor de bouw van lenen hutjes en graansilo’s. Het lag hoog en het moeras van Montady vormde een extra bescherming tegen vijanden. Pas rond 425 voor Christus werd het een echte stad, met stenen huizen, een stadsmuur en een necropolis.

Op de terugweg sloegen we ons eten in en haastten ons toen terug naar de camping om nog even voor het eten het zwembad in te kunnen. We aten luxe aan een tafel! Het tentenveld stond vol met vakantiefietsers en de camping had gezorgd voor picknickbanken plastic tuinsetjes. Helaas werd de rust op het veld behoorlijk verstoord door twee bijzondere Engelse gezinnen met gillende kinderen, die van hun net zo luidruchtige ouders best mochten voetballen met andermans tent als goal. Ze pikten voor het gemak ook maar meteen de meeste picknicksets in.

Dinsdag 19 juli - Colombiers naar Pouzols Minervois (44,3 km in 3 uur en 51 minuten)

Het begon om vijf uur ’s nachts te regenen en het stopte pas om een uur of acht. De fietsende vader en zijn drie fietsende kinderen waren om negen uur alweer op weg, maar wij deden het rustig aan om de tent te laten drogen. We begonnen met een ritje naar de bakker. Er was intussen een harde wind op komen zetten en zoals we al vreesden kregen we die pal tegen. De weg langs het kanaal was hier ook bepaald niet op z’n best. Naast de wind kregen we te maken met afgewaaide takken, kuilen, boomwortels en braamstruiken. Nog voor het oppidum ging het kanaal verder door een tunnel. En net daar weer voor werd ons pad zo smal en zo slecht dat ik bang was dat de bagagekar zou kantelen en met al onze spullen in het kanaal zou zakken. Dat gebeurde gelukkig niet. De tunnel zelf leek helemaal onbegonnen werk, maar we konden ook boven langs. Daarna wisten we niet hoe snel we weer bij de beschutting van de platanen van het kanaal moesten komen, want langs de gewone weg lukte het echt niet met de wind. We ploeterden voort tot Capestang, een plaatsje dat gedomineerd werd door een grote kerk.


Pelle is startklaar Canal du Midi gaat hier door een tunnel Onderweg langs Canal du Midi

Kerk in Capestang Aquaduct Alweer een lekke band

We gingen het niet bekijken, maar tussen het kanaal en het plaatsje vonden we picknickbanken voor de lunch. We hadden toen pas elf kilometer afgelegd, dus we schoten niet erg hard op. Het waaide nog steeds zo hard dat er een volle beker sap omwaaide en tussen de planken van de tafel door langs mijn benen mijn schoenen in liep. Het bleef deze dag tegen zitten. We kregen wéér een lekke band en een gescheurd waterflesje liep leeg in de emmer met pains aux raisins. We kregen nog een aquaduct, maar verder kwam er niet veel spannends op ons pad. Het grootste deel van de dag keken we naar het grijze water van het kanaal met zijn eindeloze rij platanen. We deden boodschappen bij een mini-kruideniertje in Ginestas, waar we niet veel meer konden krijgen dan ravioli uit blik met kaas en een yoghurtje. De laatste paar kilometers kostten ons nog een uur en een regenbui op ons hoofd. Gelukkig was het alweer droog toen we aankwamen op camping Les Auberges bij Pouzols-Minervois. Het was een heerlijke camping; rustig, mooie plekken, hete douches en keurig schoon. Zo zagen wij het weer helemaal zitten voor de volgende dag!

Woensdag 20 juli - Pouzols Minervois naar Carcassonne (49,8 km in 4 uur en 2 minuten)

We kregen ’s nachts nog een paar spatjes regen, maar met dank aan de harde wind kregen we toch ons wasje droog. Het zag er ’s ochtends weer wat vrolijker uit, alleen was de wind helaas nog niet gaan liggen. Nadat Peter weer eens een band had geplakt gingen we op weg. We reden eerst een stuk langs de drukke D5, wat nog niet meeviel tegen de wind in. Zo hadden we al een Olonzac een broodje met IceTea nodig. Twee kilometer verder mochten we gelukkig terug naar de hobbels en kuilen van ons kanaal. Op dit stuk lagen weer veel sluisjes en daar stopten we dan ook regelmatig om bootjes te kijken. We waren niet de enigen; er stopten heel wat vakantiefietsers om even te kijken. Er waren veel Franse gezinnetjes bij met kinderen op MTB’s. Meestal had de vader dan een bagagekar met de hele bagage. Fransen kamperen wel wat primitiever dan wij! Overigens waren wij de enigen die de route tegen de wind in fietsten.


De volgende ecluse .. en de volgende ... Op weg naar Carcassonne

We verlieten het kanaal bij Trèbes, niet ver van Carcassonne. De laatste kilometers vielen ons zwaar. Het was ook alweer tegen vijven toen we langs de plaatselijke McDonald’s kwamen. We aten er onze woensdagse frietjes en haastten ons toen naar camping La Cité, de luxe municipal van Carcassonne. De weg naar de camping voerde langs de stadsmuren van Carcassonne, leuk! We maakten alvast een paar foto’s, voor het geval het morgen niet zo’n fotogeniek weer zou zijn. Bij de ingang stond een bord met “complet”, maar we hadden al gezien dat er een groot tentenveld was aan de voet van deze sprookjesstad. Daar konden we inderdaad nog staan tussen de vele andere tentjes met vakantiefietsers.


Carcassonne

De camping was geweldig. We hadden uitzicht op de citadel en het was er heerlijk ruim opgezet, compleet met sportvelden en zwembad. Bij de ingang van de camping begon ook nog eens een wandelpad naar Carcassonne, dus het was een ideale uitvalsbasis voor een rustdag! Niet dat Pelle en Elise nu zoveel moeite hadden gehad met de etappe van vandaag; Pelle zong de halve dag en had op de camping nog energie over om zijn bal over het hek te schoppen en met Elise de molshopen rond de tent uit te graven.

Donderdag 21 juli - Rustdag Carcassonne

’s Nachts regende het en ’s ochtends was het koud en bewolkt. Daar ging onze mooie fotoreportage van de citadel van Carcassonne, ook al omdat we ontdekten dat er ineens een enorme kras op de lens van ons fototoestel zat. Het wandelpad naar de citadel liep langs een riviertje en een serie gymtoestellen, waarschijnlijk bedoeld als warming-up voor de trap de stad in … We liepen door drukke winkelstraatjes met souvenirs en eettentjes naar de Basilique St-Nazaire, een oase van rust. Iedereen zat er ademloos te luisteren naar een groepje Russische a-capella zangers. Toen ze klaar waren mengden wij ons weer in de menigte en gingen in de lange rij staan voor kaartjes voor het château comtal. Maar voor we daadwerkelijk het kasteel in gingen aten we eerst nog ergens een stokbroodje. Intussen was de lucht opengestrokken en was het prachtig weer.


Carcassonne

In het kasteel kregen we eerst een film over de lange geschiedenis van bouwen en verbouwen, verwoesting en restauratie, voor- en tegenspoed. Carcassonne werd in de 8e eeuw voor Christus gesticht als oppidum, een handelsnederzetting, met de naam Carsac. In de 2e eeuw voor Christus werd het veroverd door de Romeinen, als handige post aan de en Via Aquitania, een belangrijke handelsroute. Ze bouwden ten noorden van Carsac een castellum dat de naam Carcaso kreeg en 6 eeuwen later werd ommuurd. Deze muur vormt ook nu nog de binnenste muur van de citadel. De buitenste muur werd opgetrokken in de 13e eeuw, toen de stad beter verdedigd moest worden tegen de Spanjaarden. In de 14e eeuw kreeg de stad een uitbraak van pest, hongersnood en de 100-jarige oorlog voor de kiezen, maar bloeide ze desalniettemin als nooit te voren. De citadel raakte pas in verval toen hij in de 17e eeuw zijn verdedigende functie verloor en iedereen, inclusief de bisschop, naar de Bastide, het nieuwe Carcassonne, vertrok. Gelukkig werd de citadel in de 19e eeuw gerestaureerd en konden wij genieten van de vele torentjes en het prachtige uitzicht op de Bastide. We waren al op de terugweg toen we de lices vonden, een pad tussen de dubbele buitenmuur. Daar bleek net een riddertoernooi plaats te gaan vinden, dus we kochten snel kaartjes. Elise was er zo enthousiast over dat ze als een ridder te paard terug galoppeerde naar de tent.


Ridderspelen

Het was inmiddels al laat en hoog tijd om op de fiets te springen en op zoek te gaan naar de Decathlon in een centre commerciale in de buurt. Volgens de GPS moest die er zijn, en dat was maar goed ook, want nu konden we eindelijk nieuwe binnen- en buitenbanden kopen, in de strijd tegen de lekke banden. We vonden ook een Géant voor het eten. Intussen was het tentenveld weer volgestroomd met vakantiefietsers van alle nationaliteiten. Onze Zwitserse buren hadden hun tent nog niet staan of ze stonden al in de aanslag met hun spakenspanner om Peter te helpen met zijn fiets.

Vrijdag 22 juli - Carcassonne naar Caunes Minervois (44,7 km in 3 uur en 16 minuten)

We fietsten nog een klein stukje langs het kanaal, nu met de wind in de rug en het zonnetje erbij. We volgden nog een laatste boot door een dubbele sluis en namen toen de D201 naar Conques-sur-Orbiel. Het was er vrij druk en we moesten wel even wennen aan het klimmen. Gelukkig werden we van nu af ook beloond met afdalingen. Vlak na Villegly moesten we beslissen of we via de Gorges de la Cabrespine naar de Gouffre Géant de Cabrespine wilden fietsen, een omweg van twaalf kilometer, of dat we lui direct door zouden fietsen naar municipal Les Courtals van Caunes Minvervois. We kozen voor het eerste en dat was maar goed ook, want de weg door de kloof was prachtig, Cabrespine een leuk oud dorp en de Gouffre indrukwekkend. We normale afslag naar de grot lag een eindje voor Cabrespine, maar Peter had een wandelpad gevonden vanuit het dorp. Zo sloegen we vier vliegen in één klap: we vermeden de toegangsweg van 17%, konden rustig lunchen en rondkijken in Cabrespine, konden er met een gerust hart onze bepakte fietsen achterlaten bij de ingang van de kerk en kregen als bonus een leuk boswandelingetje met mooi uitzicht.


De laatste ecluse van de vakantie en meteen een ander landschap Cabrespine

Zoals te doen gebruikelijk in Frankrijk moesten we het weer doen met een rondleiding in het Frans. Gelukkig voor ons hadden ze in deze grot wel overal schermpjes hangen waarmee je uitleg kon krijgen in je eigen taal. Dat stoorde alleen nogal, dus wachtten we steeds tot de gids was uitverteld en liepen we een eindje achter de groep aan. Het bijzondere van deze grot was zijn omvang. De grote hal 80 meter lang en wel 220 meter diep. Om een idee te geven hoe het geweest moet zijn voor de eerste onderzoekers, hadden ze een pop met een lampje aan een klimtouw gehangen. Hij zag er erg klein en kwetsbaar uit. Er waren ook mooie druipstenen, waaronder veel excentrieken, die geshowd werden met een son et lumière. De laatste twaalf kilometer naar Caunes Minervois waren een eitje, vooral de eerste zes door de gorge, die we op de heenweg met zoveel moeite op waren geklommen. Pelle ging weer als een trein en genoot zowel van het klimmen als van de afdaling. Hij had bij aankomst op de camping nog genoeg energie over voor het speeltuintje.


Wandelpad naar de Gouffre Gouffre Géant de Cabrespine Caunes Minervois

De camping was trouwens een beetje vreemd; klein en met veel sanitair achter grote hekken met ijzeren deuren, alsof je in de gevangenis zat. Maar het water was warm en de plekken groot en omheind. We hadden niet veel tijd meer om er rustig van te genieten, want Chez Madeleine, het enige winkeltje in de buurt, was maar open tot zeven uur. We kochten er een doos ijsjes en maakten ze soldaat op het pleintje voor de winkel. We lieten de abdijkerk voor wat hij was. Aan de buitenkant was hij niet erg spectaculair. Als we tijd hadden gehad hadden we ook nog een wandelingetje kunnen maken naar een kapelletje en een marmergroeve. Helaas was dat niet het geval.

Zaterdag 23 juli - Caunes Minervois naar Bize Minervois (50,0 km in 3 uur en 41 minuten)

De dag begon al om drie uur, toen Pelle te moe was om wakker te worden voor een plas. Het beste plan leek ons om de slaapzak maar meteen uit te wassen, zodat hij de rest van de nacht nog een beetje uit kon druipen. Het waaide hard genoeg om hem nog bijna droog te krijgen, ondanks een klein nachtelijk buitje. We hadden nog een meevaller; we wilden net een bakker gaan zoeken toen er eentje het terrein op kwam rijden. We kregen een vermoeiende ochtend voor de kiezen. De D12 naar Saussenac was niet alleen erg mooi, maar ook heel erg steil en winderig. En door de vele bochten hadden we de wind lang niet altijd mee. We lunchten op een bijzonder winderig plekje bij een verlaten huisje. De D182 naar Minerve was een verademing. We hadden uitzicht op de gorges de la Cesse en hadden de wind nu grotendeels in de rug. Toch waren we bekaf toen we aankwamen in Minerve. Dit plaatsje lag spectaculair op een soort schiereilandje tussen de gorges de la Cesse en die van het riviertje de Briant.


Onderweg Op zoek naar een cache Minerve

We hadden grootse verwachtingen van Minerve, maar het viel ons eigenlijk nogal tegen. Het was erg klein en van het kasteel was nog maar weinig over. Ooit was dit een strategisch gelegen, bijna onneembaar Katharen-bolwerk. Maar in 1210 werd Minerve door Simon de Montfort en zijn kruisvaarders met katapulten vernietigd en belandden de 140 katharen op de brandstapel. Nu lag Minerve er vredig bij en zaten alle terrasjes vol met Nederlanders, waaronder ook wijzelf. Wij dronken er IceTea voor we ons aan de klim naar Azillanet waagden. Hier konden wij volgens internet boodschappen doen voor onze camping in het niets aan de D177. Helaas bleek Azillanet een troosteloos gat te zijn waar bijna alles te koop stond. Een paar laatste inwoners wisten ons te vertellen dat ook het winkeltje was gesloten en dat we naar Olonzac moesten voor eten. Dat was een heen-en-weertje van 20 kilometer, en dus geen optie. Gelukkig bleek er wat verder op onze route, in Aigues-Vives nog een kruideniertje te zijn, met nog een klein stukje verder camping La Cesse in Bize Minervois. Zo kreeg onze etappe er nog 14 kilometer bij. Die kilometers gingen wel grotendeels bergaf, dus zo erg was het nu ook weer niet. We waren allang blij dat het winkeltje in Aigues-Vives er inderdaad nog was! We kochten er ijsjes om het goed te maken van de extra kilometers. Niet dat de kinderen er trouwens moeilijk over deden, die fietsten gewoon weer makkelijk berg op en af.

Zondag 24 juli - Bize Minervois naar Cessennon-sur-Orb (29,0 km in 2 uur en 13 minuten)

We hadden wind, wind en nog eens wind. Hij gierde de hele nacht om onze tent, en het was ’s ochtends stervenskoud. Ik ging op zoek naar de bakker in het stadje, want de bakker bij de camping werd volgens de beheerster van de camping gerund door ex-garagehouders en volgens haar konden dat soort mannen geen eetbaar brood bakken. Het brood uit het stadje was in elk geval lekker. Onze angst dat we de afdaling naar Bize nog met een klim zouden moeten bekopen werd bewaarheid. We klommen tot Villespassons. Een groot deel van de route van vandaag was een stuk van de etappe van de Tour de France van 17 juli! Ook nu stikte het er nog van de wielrenners. Wij deden het rustig aan en stapten hier en daar af voor een mooi uitzicht en een joekel van een rups van een Nachtpauwoog. We wilden graag sfeervol lunchen bij een op de kaart aangegeven dolmen. We trotseerden er nog een steil kiezelpad voor, maar we konden hem toch echt niet vinden. Helaas hadden we te veel honger om te zoeken naar een leuk alternatief en aten we ons stokbrood in een inhammetje langs de weg. Nu hadden we weer energie om verder te klimmen naar een windmolen op een heuveltop. De molen was leuk met een haantje op z’n puntdak en hij lag sfeervol in een gestreept lavendelveld. We hadden uitzicht op een levendig stadje waar zo te horen flink feest werd gevierd. We mochten nu de heuvel af en waren dan ook snel in Cessenan-sur-Orb, waar we een plekje vonden op de redelijk volle municipal.


Fietsen naar Cessennon-sur-Orb De cache was hier niet te vinden

Vanaf ons veldje konden de kinderen zo naar een strandje aan de Orb lopen. Ze baadden er pootje tussen de voorbijvarende kano’s en sleepten met de dikke keien. Omdat het zondag was en we dus geen eten konden kopen, besloten we in het stadje pizza te gaan eten. Maar niet zonder eerst een bezoekje gebracht te hebben aan de donjon en een uitzichtpunt. Het was nog een flinke wandeling naar het uitzichtpunt, en toen we weer in het dorp kwamen zat de pizzeria vol! Toen we vroegen of we dan pizza’s konden afhalen vonden ze toch nog een plekje voor ons op hun winderige terras. Het werden de lekkerste pizza’s van de hele vakantie met het lekkerste aardbeienijs.

Maandag 25 juli - Cessennon-sur-Orb naar Fontes (58,0 km in 4 uur)

’s Nachts ging de wind liggen en werd het meteen smoorheet in de tent. ’s Ochtends was het bewolkt en benauwd. We fietsten het mooie gebied uit, de wijngaarden in. De route was grotendeels vlak, met hier en daar een klimmetje door een dorpje. Het einddoel van de dag was Pézenas, waar we om een redelijke tijd aan kwamen. We vonden onze camping en vroegen een plekje. Maar er was geen plekje meer voor ons! Er zat niets anders op dan terug fietsen naar de municipal aan de andere kant van de stad. Hier hadden we al eerder gestaan en hij lag eigenlijk wel heel handig naast een McD en een grote supermarkt. De beheerder was heel vriendelijk en we mochten best kijken of we een plekje konden vinden voor ons tentje, maar het zat gewoon stampvol. Hij wist ons te vertellen dat ook de derde camping van Pézenas vol stond. Na een rondje bellen  vond hij een plekje voor ons op de camping van Fontès, L’Evasion, 15 kilometer verderop. We waren niet blij; we waren moe, het was gedaan met het vlakke fietsen en in de verte zaten we buien hangen. Het leek ons handig om nog wat boodschappen te doen in Caux, alleen was het nog geen vier uur en ging de épicerie pas om vijf uur open. We gokten erop dat Fontès ook wel een winkeltje zou hebben, maar helaas. Ze hadden een enorme pharmacie en verder alleen een bakker en een slager met een paar eerste levensbehoeften. Intussen was het gaan regenen en Pelle crashte met zijn fiets op het kiezelpad van l’Evasion.


Zou het gaan regenen?

Gelukkig viel de schade mee, stopte de regen en bleek de camping paella-avond te hebben. De paella bestond voornamelijk uit smakeloze gele rijst met doperwtjes, maar we hoefden in elk geval niet met een lege maag naar bed (al gaven P&E daar wel de voorkeur aan …). Even na ons arriveerde er nog een Nederlandse vakantiefietser, die na negentig kilometer fietsen een mini-veldje naast het hondenhok kreeg. Vreemd, want er was nog een heel veld over. Hij bleek een stuk groene route te controleren, maar stuitte net als wij op overvolle campings. Hij had eigenlijk naar Le Septimanien in St. André de Sangonis gewild, precies de camping die wij op het oog hadden voor de volgende dag! Als het hier niet zou lukken moesten we veertig kilometer extra rijden naar de eerstvolgende camping en dat dwars door de Gorges de l’Hérault. De eigenaresse van de camping probeerde Le Septimanien voor ons te bellen, maar kreeg geen gehoor. Dit, plus de mededeling dat het twee dagen zou gaan regenen plus het feit dat ons veldje behoorlijk helde, zorgde ervoor dat we hier niet onze beste nacht kregen.

Dinsdag 26 juli - Fontes naar St. Andre-de-Sangonis (23,6 km in 1 uur en 39 minuten)

Het drupte ’s ochtends inderdaad een beetje en het zag er erg dreigend uit. Toch wisten we onze spullen droog in te pakken. Het lukte om Le Septimanien te pakken te krijgen en ze hadden inderdaad geen plaatsje meer voor ons. We besloten het toch erop te wagen, maar sloegen voor de zekerheid flink in bij de bakker. Bij de slager kochten we nog sap en werden we flink uitgehoord over onze tocht. Het werd vast het verhaal van de dag; hij vertelde het nog binnen gehoorsafstand aan de eerstvolgende klant. De tocht naar in St. André was een echte tussenetappe, saai en slechts twintig kilometer lang.


Even pauze Dreigende lucht

We kwamen er goed vanaf met slechts een klein spatje regen. De camping zat inderdaad stampvol, maar voor het schandalige bedrag van EURO 26 mochten we wel op het reserveveldje achter de camping staan. Het was stenig en onverlicht. Het was nog vroeg en dus een prima gelegenheid om nog een wasje te doen. Helaas moest dat in koud water. Intussen kregen we te maken met de beloofde buien. Al was het wel nog warm genoeg om tussen de buien door het zwembad in te duiken. De camping zat vol met Nederlandse kinderen, dus dat was wel gezellig voor Pelle en Elise. Net toen we wilden gaan koken verscheen er een dikke zwarte wolk boven onze tent en net toen het water kookte moesten we de tent in vluchten. Ook onze tweede poging eindigde in een bui. Uiteindelijk moesten we onze verregende prak binnenstents eten, wat de sfeer niet ten goede kwam. ’s Avonds hadden we nog net even tijd om te praten met wat andere Nederlanders op ons veldje. Hun vakantie zat erop, maar ze checkten nog wel even het weerbericht voor ons: nog één dag regen en dan weer zon! ’s nachts braken de buien los.

Woensdag 27 juli - Rustdag St. Andre-de-Sangonis

We besloten deze dag de boel eens goed te laten drogen en het mooie weer af te wachten voor onze monstertocht door de gorges. In eerste instantie leek het best aardig weer te worden, maar al snel kregen we weer te kampen met fikse buien. Het werd tent in, tent uit, zwembad in, zwembad uit. ’s Middags kwam er een vreselijk asociaal Nederlands stel aan, dat persé hun gigantische tent zo ongeveer over de onze heen bouwde, en dat terwijl het tentenveld verder nagenoeg leeg was! Ze pingelden gitaar tot de late uurtjes en parkeerden hun rokende barbecue voor het ventilatiegat van onze tent. Ook deze keer regende het weer toen wij wilden eten. We wachtten een uur en toen het echt niet wilde stoppen haalden we toch maar friet, die we weer in onze tent moesten eten. Het erge was dat ons veld niet erg grazig was en dat het dus een enorme modderboel werd. Dit was zo’n zeldzame dag waarop we ons afvroegen waarom we zo avontuurlijk op vakantie moesten, terwijl we ook droog in een Center Parcs huisje hadden kunnen zitten …

Donderdag 28 juli - St. Andre-de-Sangonis naar St. Martin-de-Londres (43,4 km in 3 uur en 26 minuten)

’s Ochtends was het droog! We sloegen in bij de bakker en zetten koers naar St-Jean-de-Fos, een oude bekende. We zetten onze fietsen op het plein met het gebouw met de hoofdjes en zochten de kerk op met de in huizen ingebouwde steunberen. Daarna fietsten we snel door naar de Pont du Diable, het spectaculaire begin van de gorges de l’Hérault. We keken er even rond alvorens een bezoek te brengen aan de Grotte de Clamouse. Hier kregen we een rondleiding in binnensmonds gemompeld Frans. Gelukkig waren we begonnen met een korte introductiefilm met Engelse boventiteling.


St. Jean-de-Fos Pont du Diable Grotte de Clamouse

St. Guilhem-le-Desert en nu klimmen ....

Weer een paar kilometer verder moesten we natuurlijk toch ook even stoppen voor een bezoek aan St-Guilhem-le-Désert. We begonnen deze keer bovenaan op het plein, waar we lunchten onder de dikke boom voor de kerk. We liepen erg uit de tijd, maar konden natuurlijk niet weg zonder eerst een bezoekje te brengen aan de kerk en de middeleeuwse winkelstraat met donjon door te lopen. Nu waren we klaar voor het echte werk! De vorige keer hadden we de gorges in de andere richting gereden en dat ging toen een stuk soepeler … nu viel de steile weg ons erg zwaar en kwamen we nauwelijks vooruit. Behalve Pelle dan, die fietste maar door. Het bleef maar klimmen, tot net voor St-Martin-de-Londres, waar we nog een afdaling kregen. Ineens was het “pang” en zat Peter met een kapotte spaak. Gelukkig was St-Martin ons eindpunt voor deze dag. We kochten iets te drinken en reden toen door naar camping Le Pic Saint Loup, genoemd naar de berg die hier overal prominent aanwezig is. We kregen een fijn plaatsje, een tafel met vier stoelen en twee pakken Danao, de melk/sap die ze hier via de campings promoten. We namen een broodnodige duik in het zwembad en kookten toen een bak aardappelsalade, die we netjes aan tafel aten

Vrijdag 29 juli - Rustdag St. Martin-de-Londres

Peter repareerde eerst maar eens zijn spaak, want het dreigde een erg hete dag te gaan worden. We hadden een rustdag, die we aanvankelijk hadden willen gebruiken om het Ravin des Arcs te verkennen. We hadden er zelfs al een folder over gehaald bij de VVV. Maar zeven kilometer wandelen door een heet ravijn leek ons bij nader inzien toch wat veel voor een rustdag. Daarom zochten we verkoeling onder de bomen en in het zwembad. ’s Avonds liepen we het dorp in om drinken te kopen voor de volgende dag en pizza te gaan eten. De pizzeria zag er veel belovend uit, maar de pizza’s waren zo hard dat er met geen biefstukmes doorheen te zagen was. Na deze desillusie liepen we nog even langs het kerkje van St-Martin, een pareltje te midden van Middeleeuwse huisjes, met aan de muur een relief van St Martin en op het plein een oud stenen kruis.


Camping en fiets met kapotte spaak St. Martin de Londres
Zaterdag 30 juli - St. Martin-de-Londres naar Souvignargues (40,2 km in 2 uur en 39 minuten)

De brioches à la fleur d'oranger van de plaatselijke bakker waren zo lekker dat we daar eerst maar eens een voorraadje van gingen halen. Daarna vertrokken we naar de Pic St-Loup. Ook deze weg hoorde bij de Tour de France etappe van Limoux naar Montpellier van 17 juli, die wij al meer tegen waren gekomen. Hij werd nog steeds druk befietst en Pelle werd flink aangemoedigd door alle voorbij fietsende wielrenners. Het was heet, maar de tocht was werkelijk prachtig en we kwamen goed vooruit. Net voor Sommières kwamen we een Intermarché tegen, waar ze tot onze grote opluchting onze gasjes verkochten. We kochten er meteen in voor het avondeten, want we dreigden niets meer tegen te komen tot de Pré St-André in Souvignargues. We hoopten een deel van onze voedselvoorraad soldaat te maken op een sfeervol plekje in Sommières, maar dat wilde niet lukken in de drukte van een markt en een wirwar van 1-richtingsstraatjes. Ach, die laatste zes kilometer konden er nog wel bij en om half drie zaten we alsnog aan de lunch op ons eigen kampeerplekje. Daarna was er nog tijd genoeg voor het zwembad, waar we bepaald niet de enigen waren die verkoeling zochten in het zwembad


Pic St. Loup
Zondag 31 juli - Souvignargues naar St. Quentin-la-Poterie (45,3 km in 3 uur en 25 minuten)

We fietsten vandaag tegen een verkoelend tegenwindje in door een landschap met een horizon van bergen. Onze weg hobbelde ook een beetje, maar het waren vooral de tegenwind en de 31 graden die het zwaar maakten. We stopten dan ook al snel voor Ice-Tea en een broodje. Veel speciaals kwamen we verder niet tegen. We hadden in Gajan in een straat vol wilde stieren terecht kunnen komen, maar ze hadden de weg afgezet en we moeten omrijden. Als pauzeplek hadden we een sfeervol plekje aan de Gard in gedachten, net na Dions. We vonden een verboden pad langs een grintafgraving dat ons voerde naar een rivierbedding vol grillige gaten. De rivier was nu een beekje, maar overal stond dat het er erg gevaarlijk was omdat dit stroompje ineens kon aanzwellen tot een wilde rivier. Zelfs de weg hoog boven ons kon onder water verdwijnen. Gelukkig bleef het beekje vandaag een beekje en spetterden de kinderen er lekker tussen de rotsblokken. Onze lunchpauze hielden we bij gebrek aan schaduw toch maar een eindje verderop op een bankje in Aubarne. Onze etappe eindigde in Uzès, waar de VVV ons vertelde dat binnen een straal van veertig kilometer geen kampeerplekje meer te vinden was. Na veel aandringen waren ze toch bereid de Moulin Neuf voor ons te bellen, een vrij grote camping zes kilometer verderop. Daar bleken ze best nog een tentenveldje zonden electra te hebben. Gerustgesteld aten we nog een ijsje op het pleintje voor de VVV, met alle bezienswaardigheden van Uzès in zicht. De camping was heerlijk, met een prachtig zwembad, een fijn veldje, een winkeltje en frites om af te halen.


Uzes
Maandag 1 augustus - St. Quentin-la-Poterie naar Graveson (55,4 km in 3 uur en 45 minuten)

We hadden een akelig voorgevoel over de campings bij La Roque-sur-Cèze … en inderdaad, een telefoontje naar de campings leerde ons dat we kansloos waren. Ze zaten volgeboekt tot 17 augustus. Maar wat nu? Het leek ons het verstandigste om richting Avignon te fietsen en eventueel zelfs naar onze begincamping. Het probleem was dat we geen kaart bij ons hadden omdat onze route in de GPS stond. We vroegen de receptie of ze geen kaart hadden die we even mochten bekijken, maar die konden ons niet helpen. Gelukkig kwamen we een kleine samenscholing van Nederlandse gezinnen tegen, waarvan er één nog een “ouderwetse” Michelin-kaart bij zich had. We schreven de wegnummers op onder het genot van een kopje Senseo. Zo vertrokken we om half elf nog richting Avignon. De weg liep door heuvels met grijze steen en kleine eikjes en wijngaarden. Het was mooi en heel rustig fietsen, maar ook zwaar door de hitte en het vele klimmen. We hielden pauze in Valliguières, waar we flan met Ice-tea aten. Het was een aardig dorp, met onderaan een plein met een grote fontein en bovenop een vervallen kasteel dat helemaal was ingebouwd in leuke huizen. Een eind verder staken we ineens de Route du Soleil over en zagen we de Mont Ventoux liggen, wat betekende dat Avignon nooit meer heel ver kon zijn. We hadden in Rochefort willen lunchen, een dorp met een groots uitzicht over het dal waar ook Avignon in ligt. Maar we roken de stal en in het genot van de afdaling vergaten we een goed plekje te zoeken. Toch werd het geen eenvoudige afdaling naar Avignon. We probeerden de grote wegen te omzeilen en kwamen zo terecht op behoorlijk steile weggetjes door de voorwijken van Avignon. Uiteindelijk bereikten we Villeneuve van bovenaf, met bijbehorend uitzicht. Rond half drie zaten we dan eindelijk aan de Rhȏne, recht tegenover de Pont St-Bénézet met uitzicht op Avignon. We waren het erover eens dat een nacht op de Bagatelle geen optie was,  omdat we wisten dat vijftien kilometer verder onze auto stond met tafel en vier stoelen. Na de lunch reden we dan ook dwars door Avignon richting Graveson, waar ze gelukkig nog voor twee nachten een plekje voor ons hadden


Valliguieres Avignon met Pont Benezet
Dinsdag 2 augustus - Rustdag Graveson

Nog even genieten in het zwembad en van het voetballe

We namen nog een dagje extra op de camping voordat we naar huis reden. Pelle en Elise verlangden echt naar huis, maar hier konden ze tenminste nog heel even genieten van een lekker zwembad en een heleboel Nederlandse kinderen om mee te spelen. In Nederland wachtten ons tenslotte slecht weer.