Dit is het verslag van een vier weken lange fietstocht met twee peuters van 2 en 3 jaar oud door het zuiden van Frankrijk. De tocht begon in Avignon en voerde via de Gorges-de-l'Ardèche en de Col-de-Mezilhac naar het noorden om vervolgens richting zuiden via het gebied van de Haute-Loire en de Languedoc bij de Middellandse Zee uit te komen. Via Nimes en de Pont-du-gard eindigde de rondtocht weer in Avignon. De totale lengte van de route was 1044 km, waar we 76 uur fietstijd (22 fietsdagen) voor nodig hadden. De kinderen zaten met z'n tweeën in een fietskar (Burley d'lite) en de bagage werd vervoerd met fietstassen en een bagagekar (Radical Design).
We waren al om zeven uur klaar voor vertrek, want de reis ging vandaag helemaal naar Avignon. Het ging erg voorspoedig; we hadden wel wat regenbuitjes, maar nergens files. Zo hadden we af en toe even tijd om te stoppen, rond te rennen en Elise te verschonen. Er was zelfs een "aire" voor kabouters, vol met klim- en glijpaddenstoelen. Op de achterbank ging het trouwens ook goed dankzij lekker eten, pakjes drinken, een speelgoedkist om leeg te halen, en een stapel CD's met Jip en Janneke, K3 en liedjes met een hoepeltje erom. Rond zevenen waren we bij camping de "Bagatelle" in Avignon. Er was geen sprietje gras te bekennen, hij stond vol met campers en alles zag er even oud uit. Maar het water was er lekker warm en we konden er onze auto kwijt voor de komende vier weken. We zetten de tent op en wilden Avignon in om een hapje te eten. Maar het was intussen al zo laat dat we het hielden bij de broodjes van onderweg. We gingen wel nog even rondkijken in Avignon. Er was muziek op het grote plein en de kinderen konden er trappen klimmen tot ze hun resterende energie kwijt waren.
Zoals verwacht hadden de kinderen helaas hele andere plannen met de tent dan slapen; een slaaptent? Niks, een speeltent! Maar ondanks de andere plannen, de harde muziek en het voorbij denderende verkeer vielen alle ogen uiteindelijk toch dicht.
We waren al om zeven uur op en nog net voor tienen klaar voor onze rit naar Orange. Het was een korte rit van 30 km om erin te komen, dwars door de boomgaarden vol appels, perziken, abrikozen en druiven, allemaal rijp voor de pluk. We weerstonden lang de verleiding, maar plukten uiteindelijk toch een paar abrikoosjes (die de kinderen niet lustten). Het eerste stadje op onze route was Roquemaure, waar het volgens ons routeboekje goed toeven had moeten zijn. Helaas waren wij het plaatsje al uit voor we een geschikt bankje hadden gevonden. Maar meteen buiten het stadje vonden we langs een riviertje een picknickveld vol met picknicktafels. We aten er ons eerste stokbrood met hazelnootpasta. Nog geen tien kilometer verder kwamen we in Caderousse, een vriendelijk dorp achter een brede muur. Het enige terras was helaas vol, maar daarentegen was de bakker op zondagmiddag open. We kochten er blikjes Ice-Tea en dronken die leeg op een pleintje met een fonteintje. De kinderen hadden het erg naar hun zin met kliederen met water en op hekjes klimmen. Nog even trappen en we waren al bij "Le Jonquier", de camping van Orange. We herinnerden het ons als een groot leeg grasveld zonder bomen en met een onweersbui erboven, maar het viel er ons (zeker na alle slechte recensies op internet) erg mee. Het grote veld stond nu vol huisjes en wij kregen een ruim veldje met bomen en gras. De kinderen namen een duik in het ijskoude zwembad.
Het werd daarna, ondanks de dreigende lucht, tijd voor een bezoekje aan de Romeinse sights van Orange. Maar toen we Pelle en Elise de triomfboog wilden laten zien, lagen ze veel te lekker te slapen. Bij het theater lagen ze nog steeds erg lekker te slapen en hadden we best wat moeite om ze wakker te krijgen. Ze liepen ook zoveel slaap achter! Toch vonden ze het geklauter over de trappen geweldig, al was Elise een beetje bang dat ze een konijn (= Romein) tegen zou komen. Achter het hek waar we Ice-Tea dronken waren twee Franse meisjes "un, deux, trois, soleil!" aan het spelen en al snel zong Pelle overtuigend mee. We sloten de dag af met een bezoek aan McDonald’s. Er stond een twee verdiepingen hoog klimgevaarte, helemaal bekleed met kussens en dat viel erg in de smaak. Maar het echte hoogtepunt van de dag was voor de kinderen toch de minigolfbaan op de camping, waar ze hun auto's over lieten rijden.
We waren alweer om zeven uur uit de veren, alleen moesten we rustig tot negen uur wachten tot de Aldi om de hoek open ging, want we wilden graag ontbijten. Gelukkig was het toch bewolkt en dus niet zo belangrijk om vroeg te vertrekken. De route ging verder langs wijngaarden en droog, stenig bos. Na Sérignan-du-Comtat kregen we ons eerste klimmetje voor de kiezen en dat ging best goed. Met dat eerste klimmetje kregen we ook ons eerste uitzicht op bergen met dorpjes en wijngaarden ervoor. Het was de bedoeling om in Rochegude lekkere dingen te kopen voor een picknick, maar zowel de bakker als het buurtwinkeltje waren 's maandags dicht. Er was gelukkig wel een broodbus, waar we een "pain de campagne" en een rozijnenbroodje konden krijgen. Maar voor we naar onze sfeervolle picknickplek bij het kasteel van Rochegude klommen namen we eerst nog even een terrasje.
Bij het kasteel was een uitzichtpunt met bankjes, waar we ons brood smeerden met hazelnootpasta. De kinderen vonden het in elk geval een geslaagde lunch. Wat ze minder vonden was dat er een hongerige hond bij ons bankje kwam staan. Tien kilometer (waaronder erg hobbelige) verder lag Pont-St-Esprit in mooi silhouet aan het einde van zijn 13e eeuwse brug. Het dorpje zelf bleek niet veel te zijn; een afbladderende kerk en erg veel druk verkeer. We kochten bananen bij de supermarkt naast de VVV en aten ze ter plekke op. Toen we zagen dat er pal naast de VVV een park lag, verhuisden we daar nog even naartoe. Er was een grote fontein, een enorm grasveld en een geweldige wip/draaimolen die erg bij Pelle en Elise in de smaak viel. Ze hadden er nog uren willen blijven, maar we moesten nog door naar St. Martin-d'Ardèche.
St. Martin-d'Ardèche bleek niet veel voor te stellen, maar als goede uitvalsbasis voor de Gorges de l'Ardèche, was het rijkelijk voorzien van campings, bakkers en epicerietjes. We kozen municipal "Le Moulin" uit, een ruime camping met alles erop en eraan, behalve een zwembad. Het had wel een strandje aan de rivier, maar dat hielden we zo lang mogelijk geheim voor de kinderen; het klimtoestel voor onze tent was al erg genoeg! Gelukkig vonden ze voetballen met papa nog leuker dan klimmen. We kookten voor het eerst pasta met prut, waar we de kinderen uiteraard geen plezier mee deden.
Het was een prachtige dag; blauwe lucht, geen zuchtje wind, meteen al lekker weer. Maar waren we daar blij mee? Niet zo heel erg, want vandaag gingen we de gorges de l'Ardèche door fietsen en daar hadden we eigenlijk niet genoeg voor getraind ...
We stonden om acht uur bij de bakker om broodjes in te slaan en om negen uur bij de waslijn om te voelen of de fietsbroeken al droog waren. Niet dus, maar we konden niet langer wachten. Om tien uur vertrokken we dan eindelijk en zwetend en puffend kwamen we aan bij ons eerste belvédère. Niet veel verder was er dan ook de “Grotte de St. Marcel”. De grot hadden we al eerder gezien en hoefde vandaag niet zo nodig, maar er stonden bankjes in de schaduw en die hadden we hard nodig! Ze waren vast niet zo blij met ons; Pelle moest twee keer naar de WC en Elise vulde ook een flinke luier. Tussendoor schilden we appeltjes en dronken we Ice-Tea voor nieuwe energie. We hoopten dat we het hiermee zouden redden tot onze lunchplek, tien kilometer verder bij de “Grotte de la Madeleine”. Maar waar was onze lunch?!?!. Bij een tussenstop ontdekten we dat de bakker onze bestelling niet helemaal had meegekregen en dat we al bijna door onze voorraad heen waren. Zo moesten we daadwerkelijk door naar de grot van Madeleine, ook toen we ontdekten dat die aan een zijweggetje van 14% lag. Bij het bijbehorende belvédère stonden de picknicktafels klaar, alleen bleek er niet meer te koop te zijn dan chips en koekjes. Ach, die chips konden geen kwaad na al ons gezweet. We moesten uiteindelijk de helling te voet weer op en onze Ice-Tea was al verdampt voor weer op de goede weg zaten.
We trokken overigens aardig wat bekijks vandaag; fietsers genoeg, zelfs vakantiefietsers, maar niemand met aanhangkarren. Heel veel korte uithijg- en afkoelstops verder kregen we dan eindelijk onze lang verdiende afdaling. Help, het was er een van 12% en best wel lang. De remblokjes hielden het goed, alleen de velgen raakten aan de kook. Vlak voor de beroemde Pont d'Arc vonden we een terrasje met ijsjes. Met de Pont d'Arc kwam ook Vallon-pont-d'Arc in de buurt, ons doel van vandaag. We reden langs een paar verleidelijke 4-sterren campings, maar nee, we zouden rustig naar het stadje rijden, boodschappen doen en dan een camping uitzoeken in Salavas. Om zeven uur 's avonds stonden we op camping "Chauvieux" te balen; Elise was intussen over haar toeren en de camping was een ramp. Het zwembad was veel te gevaarlijk, het speeltuintje alleen te bereiken via dat zelfde zwembad en er stonden nog allemaal zigeuners rond opgesteld ook. We besloten alsnog terug te fietsen naar 4-sterren camping "l'Ardéchois". Daar werden we vriendelijk door een Nederlandse dame verwelkomd. Deze camping bleek een oase te zijn voor jonge Nederlandse gezinnetjes en ze deden alles om door het programma Camping Life verkozen te worden tot Europese camping van het jaar 2007.
De kinderen vonden de speeltuin fantastisch, het zat er tjokvol Nederlandse peuters, allemaal gestoken in H&M kleertjes. Een meisje had zelfs hetzelfde jurkje aan als Elise. Slechts met grote moeite kregen we ze mee naar het restaurant om pizza's te halen. Na de pizza's moesten we ons snel wassen, want het werd al donker.
We hadden een rustdag verdiend en ondervonden zo hoe het is om een EuroCamp vakantie te vieren: zwembad in, speeltuin in, beetje eten, beetje drinken, wasje doen, en dan de hele riedel weer van voren af aan. Het was eigenlijk best lekker; de kinderen vermaakten zich prima met hun Nederlandse vriendjes, niet alleen in de speeltuin, maar ook in het zwembad. Aan het eind van de dag durfde hij zelfs met zijn zwembandjes te “zwemmen” (en dronk daarbij het halve zwembad leeg).
En ze hadden zo'n luxe sanitair dat we wilden dat we het thuis hadden! Ze hadden zelfs een apart sanitairblok voor kinderen met grottenthema. Tussen de grottekeningen, sfeervol verlicht met van kleur veranderende lampen, waren kleine wasbakjes, wc'tjes, badjes, een familiedouche en een dubbele babydouche verstopt.
Om half 10 was het tijd om dag te zeggen tegen alle nieuwe vriendjes. We hadden vannacht een onweersbui met alleen maar bliksem, dus we konden gewoon droog inpakken. We kregen al heel snel uitzicht op de bergen waar we morgen overheen moeten. In Ruoms lieten we de sights voor wat ze waren en gingen we gewoon voor de bakker en het supertje. Nog erger was dat we even later Balazuc letterlijk links lieten liggen, en dat terwijl het een van de 100 mooiste dorpen van Frankrijk is. Ons excuus was dat we er een berg voor over moesten die niet op de route lag. We namen ons wel plechtig voor om Vogüé te bekijken, dat dan wel niet bij de top 100 van Frankrijk zit, maar wel in de top-13 van de Ardèche.
Maar ondanks onze goede voornemens hielden we het hier bij een blik op afstand en streken we neer bij de kano-aanlegplaats aan de voet van het dorp. De Ardèche was hier ondiep en Pelle en Elise speelden er dan ook heerlijk in het water; zo heerlijk dat ze daarna goed sliepen in de fietskar. De weg ging verder richting Aubenas, dat we al snel zagen liggen in zijn kom tussen de bergen. Dat wil niet zeggen dat Aubenas zelf vlak was. Het was er zelfs bijzonder steil en bovendien bijzonder druk. We zagen alle mooie dingen eigenlijk pas toen we Aubenas in silhouet achter ons zagen liggen op weg naar Ucel. Ucel bleek aan de voet van Aubenas te liggen, aan het einde van een steile weg naar beneden. Pas onder aan die weg realiseerden we ons dat alle supermarkten aan de andere kant van Aubenas lagen en Ucel er zelf geen had.
Gelukkig kon een behulpzame dame ons een buurtwinkeltje wijzen in St. Privat, twee kilometer van de route. Met onze boodschappen konden we met een gerust hart door naar camping "Domaine de Gil", een klein stukje voorbij Ucel. We waren nogal verwend met "l'Ardéchois", dus het was even wennen aan de zandgrond. Maar veel te klagen hadden we nu ook weer niet, want er was een heerlijk zwembad, wasbakken met stoppen en prima douches.
De tent hield het goed bij de eerste fikse bui van deze vakantie. Hij viel 's nachts en hield ons 's ochtends een beetje op. We hadden super vroeg willen vertrekken voor onze monstertocht (over de Col de Mezilhac) naar Le Cheylard. Van de andere kant was het ook lekker afgekoeld, dus gaf het niet zo dat we pas om negen uur konden vertrekken. Overigens hadden de kinderen een heel ander programma bedacht dan wij; die wilden weer naar het zwembad. Onze klim 20 kilometer bergop begonnen eigenlijk heel soepel. We reden door leuke gehuchtjes, stuk voor stuk feestelijk versierd in geel en paars vanwege de Ardéchoise, een groot wielerevenement. Gelukkig ging die tocht de andere kant op en werden we flink aangemoedigd door de afdalende wielrenners en hun back-up.
De berg begon zo'n beetje in Vals-les-Bains, een kuuroord waar ook uitgebreid bronwater wordt gebotteld. Heel langzaam werd het wat steiler richting Antraigues, een kunstenaarsdorpje 10 km verderop. Het stond in de top-13 van de leukste dorpen van de Ardèche, maar we moesten er een vulkanische rots voor op en we hadden al genoeg te klimmen. Na drie uur zwoegen vonden we een picknickplek langs de Volane. Terwijl wij samen met een aantal wielrenners uitrustten op een bankje, klommen de kinderen op de dikke stenen en vermaakten ze zich op de autobandschommels.
We kropen verder de steeds steiler wordende berg op en de wielrenners en de Volane gingen verder bergaf. De laatste kilometers gingen eerst per stuk en tenslotte per 500 meter. De puf was gewoon op. Maar we kwamen er wel, bovenop de Col de Mezilhac van 1119 meter hoog! Pelle en Elise sliepen dwars door dit hoogtepunt heen, terwijl wij Ice-Tea dronken op deze prestatie en foto's maakten. We trokken onze jassen aan en genoten vervolgens van een 23 km lange afdaling, zo'n fijne waar we nauwelijks de remmen voor nodig hadden en rustig van het landschap konden genieten.
En daar was dan Le Cheylard. We vroegen iemand naar de supermarkt en die was slechts twee kilometer verderop op vlak terrein. Maar hij wees ons ook de camping en die lag boven op een berg met een kasteel. Het viel bepaald niet mee om, moe als we waren, al onze bagage en de nieuwe boodschappen de berg op te krijgen. Maar het was wel de moeite waard; we mochten onze tent bij het kasteel tussen eeuwenoude bomen opzetten, pal naast het speeltuintje. Een glijbaan, een draaimolen, een zandbak, helemaal voor hun alleen, dat viel wel in de smaak bij Pelle en Elise. En wij waren erg blij met de picknickbankjes aan de andere kant van onze tent en het gras. Met ons laatste beetje puf en ons laatste beetje gas kookten we nog rijst met kip.
We hadden vandaag dapper verder zullen fietsen naar St. Agrève, maar Peter had kiespijn. Gelukkig wist de mevrouw van de camping een tandarts op loopafstand te regelen, die wel even een wortelkanaalbehandeling wilde doen op zijn vrije zaterdagochtend! En die niet eens betaald wilde worden voor de behandeling. Na het tandartsavontuur wandelden we weer stoer alle trappen op naar ons kasteel. Nu was het eigenlijk hoog tijd voor een wasmachine, maar die was helaas kapot.
We waren vergeten brood te bestellen, dus moesten we de dag beginnen met het “American style” eeuwig houdbare bruinbrood voor de kinderen. Zo dramatisch was dit nu ook weer niet, want onderaan onze berg lag Le Cheylard met twee bakkers en een klein Casinootje. Dat was maar goed ook, want we hadden weer een stevige klimdag naar St. Agrève, op 1050 meter. Het was behalve opvallend steil ook opvallend mooi groen vandaag. Het was dan ook een schande dat de wielrenners de berm hadden bezaaid met lege energieprut tubetjes. Langs de weg klaterde de Eyrieux verleidelijk, maar helaas konden we er niet zo gemakkelijk bij komen en moesten we lunchen op een bankje bij de kerk van St. Julien-Boutières. Het was inmiddels hoog tijd voor broodjes, sap, en een schone luier. Na een uurtje klommen we verder onze berg op en 10 kilometer later verscheen dan St. Agrève, gehuld in een pikzwarte wolk. We dronken nog snel Ice-Tea en moesten toen heel snel alles regenklaar maken, want de eerste dikke druppels vielen al. We besloten nog maar 10 kilometer extra te rijden, naar Le Chambon-sur-Lignon, want fietsen door de regen is nog altijd minder erg dan erin kamperen.
Het weer in Le Chambon-sur-Lignon was niet beter dan dat in St. Agrève, dus we besloten een hotel te zoeken. Het werd de "Beau Soleil" (met uitzicht op de camping die we hadden moeten hebben) zodat we onze dag toch nog zonnig konden afsluiten. We namen twee kamers met een tweepersoons bed in de hoop dat het zou lukken om ieder met een kind te slapen. Daarvoor stonden we voor een nog grotere uitdaging, want we moesten ze na een hele dag stilzitten rustig zien te houden. Gelukkig leken er geen andere gasten te zijn. Peter had er nog een extra klusje bij, want de bagagekar had een lekke band. Toen die geplakt was, was het een beetje laat om nog uit eten te gaan en bovendien regende en bliksemde het nog steeds. Er zat nog een pot ratatouille in de fietstas, maar die konden we natuurlijk niet opwarmen in onze hotelkamer. Er zat kortom niets anders op dan het laatste kinderbrood te eten met een glaasje water erbij; leve de Franse gastronomie!
Oei, de lucht was nog steeds heel grijs. Toch sleepten we al onze spullen de twee trappen af en waagden we ons naar buiten. We gingen eerst maar eens op zoek naar ontbijt. De eerste drie bakkers waren dicht, maar de vierde was gelukkig open. We aten onze broodjes onder het afdak van een podium, want het regende alweer. Behalve nat was het ook nog goed fris, een graad of 17. Ondanks het ontbreken van een blauwe lucht boven onze uitzichten, was het toch een mooi deel van onze route. We zaten nog steeds op 1000 meter en we reden door de bossen. De bermen stonden vol met viooltjes en vingerhoedskruid, we hoorden de vogels fluiten en het rook heerlijk naar verse regen.
De weg naar Tence liep bergaf, dus de eerste 10 kilometer gingen lekker snel. Net voor Tence lag een supermarkt waar we de laatste dingetjes voor ons ontbijt konden krijgen. Na Tence namen we de toeristische route naar Yssingeaux, die ook weer door de bossen liep en dramatisch uitzicht bood met pikzwarte lucht erboven. Toch bleef het wonderwel droog (nou ja, eventjes ...). Bij gebrek aan picknickbanken zetten we onze zitemmertjes neer op een pas gemaaid veld met de strorollen er nog op. Pelle herkende ze van de foto's van een eerdere fietsvakantie, toen hij het nog eng vond om erop te zitten. Nu wilde hij wel eens laten zien wat een grote jongen hij was en al snel zat hij er met zijn zus bovenop. Hij doopte ze om tot “roliebollen”.
Voor het centrum van Retournac moesten we een behoorlijk steile weg op. We hoorden bij de VVV dat Retournac drie hotels rijk was, en dat die allemaal beneden lagen bij de rivier. Retournac zag er maar verlaten en vervallen uit, en het verbaasde ons dan ook niet erg dat twee van die hotels gesloten bleken te zijn wegens gebrek aan klandizie. Het derde, "l'Univers", kon ons wel onderdak bieden in de vorm van een kamer met twee tweepersoons bedden uit het jaar nul. We moesten er twee donkere trappen voor op met al onze spullen, want de garage was vol ... hoewel ... toen we dreigden onze fietskar mee naar boven te nemen vonden ze toch een plekje. De fietsen moesten op het terras, waar ze toch geen klanten verwachtten. Het hotel was net zo vervallen als de rest van Retournac, maar we zaten er in elk geval warm en droog. Rond etenstijd klaarde het op en klommen we nog een keer de berg op om crêpes te eten.
Het was 's ochtends geen erg feestelijk weer voor onze "route des gorges de la Loire". Zo maakten we nauwelijks foto's en het had er nog wel zo mooi kunnen zijn. Zo begonnen we met een klim en dus uitzicht op Retournac. De gorges waren overigens lang zo indrukwekkend niet als die van de Ardèche; we zijn behoorlijk verwend! De weg was nog steeds bossig en groen en behoorlijk koud. Het regende niet, maar we moesten onze regenjassen aan tegen de kou. De arme kinderen zaten vandaag dicht geritst in de fietskar. Ze mochten er pas uit na de "gorges de Peyredeyre", bij Lavoûte-s-Loire. Daar was, vlak voor het château "Lavoute Polignac" een speeltuintje met picknickbank naast een Romaans kerkje. Het was ook hoog tijd voor een verschoonpauze, want de Casino luiers bleken niet bepaald anti-lek te zijn.
Na onze pauze reden we een 11% weg op voor een bezoek aan het château, maar de poort was dicht. Inmiddels kwam Le Puy-en-Velay dichterbij en moesten we beslissen of we durfden te kamperen of niet. Het was nog steeds geen kampeerweer, maar het werd hoog tijd om de natte tent uit te pakken en een paar dingetjes te wassen. De weg naar Le Puy-en-Velay was vreselijk naar; ondanks alle gedenkbordjes voor verkeersslachtoffers raasde het verkeer langs onze oren en uiteindelijk kwamen we in een file terecht. Na veel wikken en wegen streken we neer op municipal "Bouthezard", een drukke camping vol campers naast het gemeentezwembad. Op de camping zelf was niets te doen, maar hij bleek wel aan de voet van de vulkaankegel "Rocher de St. Michel d'Aiguilhe" te liggen, met daar bovenop een mooie kapel waar je via een steile trap naartoe kon klimmen.
Maar wij hadden vandaag een andere missie, namelijk het vinden van een nieuw kabelslot, want dat waren we de vorige dag verloren. Het werd uiteindelijk een hele lange missie die ons leidde langs de VVV en Brives Charensac. We aten snel bij de Quick, want we waren intussen uitgehongerd. Terug op de camping bleken we ingebouwd te zijn door een meute Tsjechen. Aangezien ze niet voor rede vatbaar waren, zat er weinig anders op dan onze tent verplaatsen. We deden een wasje en moesten toen wegens de kou naar bed.
's Nachts regende het pijpenstelen en het drupte door tot negen uur. Gelukkig sliepen Pelle en Elise er rustig doorheen. En koud dat het was toen we de tent uitkwamen! Het was weer voor onze fleece jacks, regenjacks, sokken en alles wat we niet bij ons hadden. We hadden Le Puy-en-Velay in gewild vanwege zijn UNESCO kathedraal en de berg met de kapel, maar in plaats daarvan gingen we naar het gemeentezwembad om op te warmen en schoon te worden. 's Middags moesten we eruit om een hapje te eten en op zoek te gaan naar warme kleren. Voor de kinderen slaagden we bij de Super-U, maar voor onszelf konden we niets vinden, zelfs niet bij het vreselijk drukke winkelcentrum. Net toen we de moed hadden opgegeven en alsnog de stad wilden gaan bekijken, ging er een drukker van de fietskar kapot en moesten we op zoek naar een schoenmaker. Toen dat eindelijk was gelukt liep het alweer tegen etenstijd. We aten eindelijk de ratatouille die we al drie dagen mee zeulden. Daarna gingen we nog maar een keer naar het zwembad, waar we tenminste de luxe hadden van een warme föhn na het douchen.
's Avonds verschenen er wat blauwe plekken in de lucht en dat was maar goed ook, want voor de volgende dag stond de zwaarste rit van de hele vakantie op het programma.
We zijn wel een bezienswaardigheid met onze karren; vanmorgen wilde een mevrouw zelfs foto's van ons maken, Ze kende mensen die de hele wereld rond hadden gefietst met twee kinderen, vandaar. We zeiden stoer dat we naar Langogne gingen fietsen, al waren we er zelf nog niet helemaal van overtuigd dat dat ging lukken. Gelukkig was het ideaal fietsweer; zonnig en niet al te heet. We deden de hele ochtend over een hele lange lus rond een châteautje en hadden al snel uitzicht op heuvels en dalen vol akkers en huisjes met rode daken.
Rond de middag waren we in Le Monastier-s-Gazeille, een prachtig gelegen, oeroud dorp, met als grote trots een “abbatiale”. We hadden maar heel even tijd voor 'm, want we moesten nog brood en Ice-Tea kopen en het liep al tegen sluitingstijd. We zochten een lunchplek in het centrum, maar de straatjes waren allemaal minstens 15%. Gelukkig bleek aan het einde van het dorp een leuke picknickplaats te zijn bij “de oudste parochiekerk” (van wat?) en een oude wasplaats, waar het lekker knoeien was voor de kinderen. De picknickplaats was tevens uitzichtpunt, zodat we ons alvast mentaal konden voorbereiden op wat ons nog te wachten stond. Dat was eerst een afdaling naar de Gazeille, met daarna een flinke klim de bergen in. Maar eerst genoten we nog even van onze Ice-Tea en de mooiste en schoonste openbare wc van heel Frankrijk.Vanaf nu ploeterden we steeds via vreselijk steile weggetjes naar een dikke 1000 meter, om vervolgens weer een paar honderd meter naar beneden te duiken voor een rivier. De grootste boosdoener hierbij was de Loire.
We begonnen er intussen erg aan te twijfelen of we Langogne nog wel konden halen, en besloten rond vijf uur dat we dan maar de camping van St. Paul de Tartas moesten nemen. Alleen bleek St. Paul de Tartas een klein gehuchtje te zijn en de camping niets meer dan een veldje vol met zigeuners. We baalden verschrikkelijk, maar gelukkig was er vijf kilometer verderop een nieuwe kans in het historisch verantwoorde Pradelles. Het was eerst nog wel een stukje klimmen naar het hoogste punt van de vakantie: 1247 m.
We werden er niet vrolijk van toen de eerste camping bij Pradelles gesloten was. De tweede leek open te zijn, maar toen zaten we inmiddels in een lange afdaling en konden we net zo goed door naar Langogne. We deden wel nog snel voor sluitingstijd boodschappen in Pradelles en trakteerden de kinderen op ijs. Die hadden tenslotte ook een zware dag gehad, zo lang in de fietskar. We zetten onze tent neer op Municipal "l'Allier", die in ons boekje kort maar krachtig omschreven stond als "niet schoon, niet duur". Hij zag er prima uit, een lange strook gras langs de Allier. Voor de kinderen waren er een glijbaan en een schommel. Hij was inderdaad niet duur en met de viezigheid viel het wel mee. Het sanitair werd keurig schoongemaakt met een grote spuitbus met een citroen erop. We zaten intussen nog steeds op bijna 1000 meter, dus het koelde weer stevig af.
Het was in eerste instantie te koud om op te staan. Maar al snel werd het blauw en beloofde het een mooie dag te gaan worden. We sloegen broodjes in in Langogne en volgden rustig de Allier. De eerste kilometers reden we langs bordjes met 940 meter erop en daarna stegen we stukje bij beetje. Het was niet zo indrukwekkend als gisteren, maar wel een stuk comfortabeler. En de berm stond gezellig vol met witgele en paars-gele viooltjes.
Rond lunchtijd kwamen we aan in La Bastide-Puylaurent, een prachtige naam voor een niet al te prachtig dorpje. Maar het had wel een speeltuintje met bankjes en dat was het enige dat we nodig hadden. Snel na La Bastide doken we een smal, rustig, opgelapt weggetje in, dwars door de bossen. Dit was het begin van een afdaling van bijna 40 kilometer (!!) met geweldige uitzichten. Eerst hadden we heel ver uitzicht over rotsige bergen met bos. Later, bij de barrages, werd de weg breder en slingerden we tussen groene heuvels door. Alleen bij de barrages stonden wat huisjes, verder was het er uitgestorven. Met de afdaling veranderde ook het hele karakter van het landschap; de viooltjes verdwenen en er verschenen oleanders en waterspaarders in de berm. En overal hoorden we weer krekels. Het was ook ineens bijna 30 graden!
De laatste vijf kilometer naar Les Vans werd het weer klimmen. We gingen staan op camping "Le Pradal", een camping annex wijngaard tegen een steile helling. Het was een echte beestjescamping, met reuzenmieren, reuzensprinkhanen, reuzenspinnen, reuzencicaden en heel veel krekels. Hij had een zwembadje met koud water en redelijk sanitair. De dichtstbijzijnde winkel bleek onder in het dorp te liggen, een dikke kilometer bergaf.
We vertrokken een uur eerder dan meestal, maar dat was omdat we geen brood konden krijgen op de camping. Na de boodschappen en ons ontbijt was het alweer tien uur.
Onze tocht begon met een heftige klim het dal van Les Vans uit. We zagen het al snel in de diepte liggen. We besloten dan ook om van een omweg naar Banne af te zien, hoe leuk het ook klonk met z'n kasteel, steenwoud, bizarre rotsformaties en spectaculaire uitzicht. In plaats daarvan reden we de bossen in; veelal bergaf en soms een beetje omhoog. Het was eigenlijk nog wat vroeg voor de lunch toen we een leuk plekje tegen kwamen aan de rivier die we volgden. Zo'n mooie kans konden we niet laten lopen en al snel liepen we met z'n allen over de stenen in het lekkere koele water. Pelle kon zelf naar de overkant lopen en dat was natuurlijk wel erg stoer. Uiteindelijk werd het vanzelf lunchtijd.
Daarna was het ook niet meer zo ver naar St. Ambroix, onze uitvalsbasis voor de komende anderhalve dag. We stonden al om twee uur voor de gesloten VVV, waar we graag info over de campings hadden gevraagd. We besloten te gaan voor camping "Beau Rivage", drie kilometer van de stad, maar wel op onze route en vlak bij de grote supermarkten. Maar het was geen succes; de camping was uitgestorven, het zwembad nog gesloten, de veldjes verdroogd en het meeste sanitair gesloten. Dus keerden we weer om en gingen we staan op "Jardin Le Clos", op loopafstand van het centrum, mooi aangelegd, met speeltuintje en met open zwembad met uitzicht op de stad. Hier wilden we wel een dagje uitrusten.
Onze rustdag was nogal grijs en onweerderig. We maakten een uitstapje naar St. Ambroix, een stadje met een oude kern vol met trapjes en bouwvallige huisjes. Bovenop was een kerk/château met een beeld (van St. Ambroix?). Helaas was het dicht voor restauratie. Zo waren we snel uitgekeken. En het gemeentezwembad bleek op zondag dicht te zijn.
's Middags gingen we nog even naar het plaatselijke “aire des jeux”. Het even werd heel even, want het begon te donderen en er hing nog een bijna droge was aan de lijn. We schuilden onder het afdak van een leegstaande stacaravan tegen de eerste bui. Toen het ergste voorbij was ging Pelle buurten bij een Nederlands echtpaar in de stacaravan ernaast. De mevrouw luisterde geduldig naar zijn verhalen en nodigde hem ook nog uit voor een partijtje jeu-de-boules. 's Avonds aten we de vieste pizza uit de geschiedenis; erg slap en erg vet.
Om zeven uur 's ochtends zag het weer er nog steeds alles behalve veelbelovend uit. We stalden alle spullen uit onder het afdak van de stacaravan en zetten er de kinderen tussen voor hun ontbijt. Een uurtje later was de lucht blauw en om tien uur konden we vertrekken met een niet eens al te natte tent. Met St. Ambroix lieten we ook de bergen achter ons, al hielden we er wel de hele dag een mooi uitzicht op. Dat we de bergen uit waren betekende overigens niet dat het was afgelopen met het klimmen; we kregen een aantal stevige heuvels voor de kiezen van acht tot tien procent per stuk.
We hadden in Servas een schaduwrijk bankje verdiend bij de kerk, alleen was er geen! Nu moesten we het doen met een stenen muurtje in de zon. We aten er snel een broodje en fietsten door naar Vézénobres voor een betere pauzeplek. O jee, we stonden onderaan een weg van achttien procent en het bord wees "centre ville". Gelukkig was de weg niet al te lang en was er op het hoogste punt een terrasje. Van daaruit bekeken we het stadje verder te voet. Het was een vreselijk leuk Middeleeuws stadje met een château met uitzicht, een klokkentoren, tunnelachtige straatjes en oude huisjes aan steile trappen. Die trappen boden stuk voor stuk prachtige doorkijkjes naar de bergen.
Na de klim naar Vézénobres waren de laatste kilometers naar Cardet een fluitje van een cent. Cardet bleek een oud gehuchtje te zijn met een vervallen châteautje, wat oude huisjes, een bakker, een winkeltje en maar liefst twee campings, waaronder de Nederlandse "Beau Rivage". Het bleek een oase te zijn voor jonge Nederlandse gezinnetjes, met zwembad, familiesanitair, speeltuintje, uitsluitend Nederlands personeel, frietjes en pizza.
Wij mochten voor een speciaal fietsertarief op een veldje pal naast de speeltuin gaan staan. Pelle en Elise doken meteen de zandbak in en genoten ervan dat ze eindelijk weer kleine landgenootjes hadden om mee te spelen. Het winkeltje was gesloten, dus we trakteerden onszelf maar weer eens op frietjes met worst.
Uitgezwaaid door de kinderen in de speeltuin zetten we de reis voort naar Brissac. We dachten dat dit een gemakkelijk tussenetappetje zou zijn, maar al snel zaten we weer midden tussen de groene heuvels op een meter of driehonderd. In onze oren de muziek van de miljoenen krekels die het hier zo zuidelijk doen klinken.
Bij Durfort-et-St. Martin-de-Sossenac wilde Pelle wel eens uit de fietskar en dat lukte goed met de smoes dat Elise in haar broek had gepoept (wat niet waar was). We gingen heel even op een bankje zitten bij de kerk, maar het was er te heet om te blijven zitten. Na Durfort werd het wel weer erg mooi; het landschap werd steeds ruiger en we kregen uitzicht op kale rotswanden en een schuin gestreepte berg. En uitgerekend toen liet ons fototoestel ons weten dat de batterij bijna leeg was. Gelukkig hield hij het vol tot St. Hippolyte-du-Fort, alwaar we op een terrasje gingen zitten terwijl binnen onze camera aan de lader kon. En daar werden we ineens aangesproken door twee jongens met een zelfde bagagekar als de onze. Ze hadden in St. Ambroix op de camping al over ons gehoord. Zelf waren ze in een noodgang op weg naar Barcelona. St. Hippolyte kon ons gelukkig ook nog helpen aan nieuwe billendoekjes; we waren ons (bijna lege) verschoonsetje namelijk vergeten in de paniek van de bijna lege batterij. St. Hippolyte zelf stelde overigens niet zo heel erg veel voor.
Ondanks de Ice-Tea hadden we niet veel puf meer voor het stuk naar Brissac. We probeerden inkopen te doen in St. Bouzille-de-Putois, wat niet lukte omdat daar nu uitgerekend de winkel op dinsdag dicht was. Brissac zelf had er misschien ook wel eentje gehad, maar dit Middeleeuwse pareltje lag bovenaan een steile helling waar we echt geen zin meer in hadden. In plaats daarvan reden we meteen door naar de camping van Brissac, "Le Val d'Hérault", die keurig aan de doorgaande weg lag. Gelukkig hadden ze er alles; een mini winkeltje, chocoladebroodjes op bestelling en een pizzeria (we waren de pizza's van St. Ambroix weer te boven).
Het was wel een steile steentjes camping, dus de eerste knie was al snel kapot. Pelle vond er meteen weer Nederlandse vriendjes om mee te voetballen en de speeltuin mee onveilig te maken. De vriendjes hadden zowel ouders als opa en oma als oppas, dus wij konden redelijk relaxed achterover zakken in de klapstoelen die ons werden aangeboden door onze Nederlandse buren.
We waren nog maar net van de camping af, of daar wachtte ons al de eerste leuke verrassing van de dag: een vijftiende eeuwse brug over de Hérault, met aan de overkant de St. Etienne-d'Issensac, een twaalfde eeuws kerkje. We verloren de Hérault al snel uit het oog en dat kwam niet alleen doordat we een dikke wolk in waren geklommen. We waren nog niet erg opgeschoten toen we onze eerste stop moesten houden, want de kinderen riepen dat ze honger hadden (dat kon goed kloppen, want ze hadden het 's ochtends te druk met hun vriendjes om te ontbijten). De pauzeplek werd een speeltuintje in Causse-de-la-Selle, een verder oninteressant gehucht. Bij het speeltuintje stond een kraam met overheerlijke kersen, maar ook nu hadden Pelle en Elise natuurlijk iets anders aan hun hoofd dan ontbijten ...
Al snel volgde er een spectaculaire afdaling door een landschap vol puin en rotswanden die net op bakstenen leken. Aan het einde van de afdaling zaten we weer langs de Hérault, om precies te zijn de gorges ervan. Hieraan lag een prachtig dorp met de al even prachtige naam St. Guilhem-le-Désert. Het dorp bestond uit twee parallelle wegen de berg op, een smalle midden tussen de Middeleeuwse huisjes door en eentje erlangs voor verkeer. Wij voelden ons geen verkeer en ploeterden met onze karren de berg op, tussen alle toeristen door en langs alle fonteintjes voor dorstige pelgrims. De twee wegen kwamen bij elkaar bij de Place de la Liberté met hieraan de Abbaye de Gellone. Ondanks de verschrikkelijk harde wind was het er een gezellige bedoening. En hier konden we onze fietsen neerzetten om te lunchen en op fotojacht te gaan. We installeerden ons op een bankje onder een gigantische plataan, met uitzicht op de abdijkerk.De kerk zelf was erg sober, maar bood een verrassende doorgang naar een kloostertuin vol met lavendel en enorme vissen. Boven de muren was net het kasteel te zien. Op de terugweg namen we toch maar de gebaande weg, en werden daarmee beloond met mooie uitkijkjes op de abdij, de donjon en de oudje huisjes.
De gorges liepen door tot de Pont de Diable, een elfde eeuwse brug over de Hérault op de weg naar Santiago. We besloten hem te bewaren tot de terugweg, want vanaf hier gingen we een heen en weertje doen naar zee. Meteen na de brug veranderde het landschap ineens van woest in weids, met een voorgrond van wijngaarden en een achtergrond van heuvels. Het waaide intussen nog steeds vreselijk hard, gelukkig merendeels van opzij. We eindigden de dag in St. André-de-Sangonis, een klein industriestadje met twee weinig goeds voorspellende epicerietjes, waarvan er nog eentje gesloten was ook. En dat terwijl we hoognodig een PIN en fatsoenlijke luiers nodig hadden. Maar we konden er wel terecht voor pastaspullen en veel drinken. Hiermee gingen we verder naar camping "Le Septimanien". Er was gras, er was een speeltuintje, er was een zwembadje en er waren zelfs weer Nederlandse vriendjes. Het enige dat ontbrak was kampeerweer; we waaiden zo ongeveer de douche uit en we kregen nog een buitje over ons heen ook.
Het werd de dag van de twee W's, die van wind en die van wijngaard. We reden 's ochtends allereerst terug het dorp in om toch nog een keer te proberen een PIN en luiers te vinden en dat lukte. Daarna begon het gevecht met de wind. We hadden hem gelukkig pal west, want hij was zo hard dat de vlag van de kinderkar horizontaal stond. Bochten naar rechts werden bijna bochten naar links. Het stukje pal west bij de afslag naar de snelweg bij Clermont-Hérault was zelfs ronduit eng; het was er stikdruk en we kwamen gewoon niet vooruit. We reden zoals gezegd langs eindeloze wijngaarden, met af en toe een afslag naar een gehucht. Onze eerste kans op een pauzeplek was in Fontès, waar we een speeltuintje vonden. De kinderen hadden geluk, want toen we wilden vertrekken bleek de bagagekar weer een lekke band te hebben en die moest natuurlijk ter plekke geplakt worden.
We hadden er eigenlijk een korte etappe van willen maken, namelijk tot Alignan-du-Vent. Alleen bleek dit een ingeslapen gat te zijn zonder winkel. Er zat niets anders op dan de kiezen nog even op elkaar te zetten voor de resterende dertig kilometer naar Villeneuve-lès-Béziers. De wind was inmiddels wat gaan liggen en we kortten de route wat in met het nemen van een wat minder toeristische route. Rond vijven waren we dan in Béziers. Het had een kathedraal, maar bovenaan ons verlanglijstje stond een camping, dus we bekeken hem vanuit de verte. De andere bezienswaardigheid van Béziers was het Canal du Midi, dat we konden volgen tot Villeneuve-lès-Béziers. Onze camping, "Les Berges du Canal" lag er zelfs aan. Maar voordat we daar onze tent konden neerzetten, moesten we eerst nog even boodschappen doen in het buurtwinkeltje. Dat was prettig gelegen aan een pleintje vol met spuitende fonteintjes waar de kinderen lekker in konden spatteren. Toen de tent eenmaal stond, was het al aan de late kant, dus we gaven de kinderen snel frietjes zodat ze niet op het koken hoefden te wachten. De camping was overigens redelijk comfortabel. Het enige minpunt was dat het trekkersveld een smal strookje gras naast het zwembad bleek te zijn, dat 's nachts werd verlicht met stadionlampen en nog als hondenuitlaatstrook gebruikt werd ook.
We waren de spullen aan het pakken voor zee, toen Pelle zei dat de zwembandjes kapot waren. Hij had inderdaad in alle vier een gaatje gebeten, zodat ze ze zelf af konden doen ... In de hoop dat we bij zee wel nieuwe konden kopen, fietsten we de tien kilometer naar Sérignan-Plage. We hadden echt strandweer; het was heet en we hadden nauwelijks wind. En natuurlijk konden we nieuwe zwembandjes kopen en ook een strandtentje. We parkeerden onze fietsen in het hete zand tegen een bordje "plage non nudiste" aan. Het was er gezellig druk met Nederlanders van de campings in de buurt, duidelijk herkenbaar aan hun armbandjes. Eerst waren de kinderen met geen mogelijkheid de zee in te krijgen (veel te eng en veel te koud), maar toen Peter een kuil ging graven langs de vloedlijn vergaten ze al snel hun angst. Elise speelde in haar eigen kuil met zeewater.
Voor we er erg in hadden was het half vier en hoog tijd om terug naar de camping te fietsen. Daar kwamen we zo oververhit aan dat we meteen het zwembad in doken. En toen hadden we grote honger! Gelukkig bleek er vlakbij een hyper Champion te zijn met een Quick.
We konden meteen vanaf de camping fietsen langs het Canal du Midi. Daar liep een fijn fietspad in de schaduw van de eindeloze rij platanen. We konden het volgen tot de strandgekte van Vias.
Vias zelf bleek een sfeervol oud dorp te zijn met een zaterdagse markt. We kochten er broodjes en gingen op zoek naar een bankje om even uit te puffen. Want wat was het weer heet! We vonden inderdaad bankjes op een klein pleintje, maar wegens gebrek aan schaduw en een overdaad aan hondenpoep werd het geen lange pauze. We volgden de Hérault, die hier kalm en diep was. We misten helaas volledig de Romeinse brug waarbij we hadden willen lunchen. Jammer, want nu moesten we het doen met een bankje bij een buurtwinkeltje in Castelnau-de-Guers. Dit had wel het voordeel dat we er nu Ice-Tea bij konden drinken. Niet snel daarna kwamen we aan in Pézenas, een wat groter en bijzonder toeristisch stadje. Wat we ervan zagen tijdens onze zoektocht naar de VVV was erg leuk, maar het was veel te heet om uitgebreid te gaan sightseeen. Municipal "Castel Sec" bleek vlak naast een hyper Champion te staan met geairconditioned cafetaria. De Municipal zelf was rustig, met ruime met bloeiende oleanders afgeschermde plekken.
Er was alleen niets te doen voor de kinderen. We vonden een prachtig klimrek naast de McDonald's, waar de kinderen veilig konden uitrazen terwijl wij genoten van de airco. Daarna gingen we de hypermarché in, waar we zoveel werk hadden met avondeten en ontbijt zoeken dat we het eten voor de volgende dag (zondag) helemaal vergaten. Terug op de camping trapte Pelle een balletje met de kindjes uit de grote caravan om de hoek. En Elise speelde dat onze tent een friettent was en een kopje gevuld met boerderijbeestjes een bakje friet met frikandel. Tijdens een laatste wasje vertelde een meneer luchtig dat volgens de weerman de volgende dag de mistral zou gaan waaien. HELP! Die konden we echt niet gebruiken tijdens onze rit naar het noorden.
We hadden geen blauwe lucht en we hadden geen koude noordenwind, dus we hadden ook geen mistral. We kochten broodjes in Pézenas en zetten daarna koers naar het St. André-de-Sangonis van afgelopen woensdag/donderdag. Die donderdag hadden we twee etappes gefietst, waardoor we vandaag slechts een halve hoefden van dertig kilometer. Het was heet, dus dat was maar goed ook. Pas na Nias kregen we ons vertrouwde landschap van bergen en wijngaarden weer in zicht. We reden flink door en waren zo nog voor de middagsluiting bij de Casino van St. André-de-Sangonis. Zo hoefden we toch geen Fruit 'n Fiber te eten als diner.
Pelle en Elise vonden meteen hun vriendjes terug en gingen lekker spelen. Nu het niet meer zo winderig was konden ze het zwembad in, waar we dan ook de hele middag bleven. Het peuterbad had een glijbaanwand en er werd dan ook flink geplonsd. 's Avonds werd het steeds donkerder en maakten we alles klaar voor een grote onweersbui ... die niet kwam. Het bleef bij een paar flitsjes en een drup regen.
We werden weer uitgezwaaid door de vriendjes in de speeltuin. Het was een beetje somber weer met flink wat westenwind. De hele ochtend hing er een kilometerslange zwarte strook wolk in de lucht, met aan beide kanten blauw. Later werd het alsnog heet en zonnig en waren we blij met onze wind. Want het was dan wel een korte etappe, deze tweede helft van die van gisteren, maar het was er ook een met flinke klimmetjes. We moesten tenslotte weer van zeeniveau de heuvels in.
We waren op de heenweg recht langs historisch St Jean-de-Fos gereden, iets dat we nu nog even goed konden maken. Het had een groot plein met statige huizen erlangs, helaas enigszins vervallen, en een grote klokkentoren. We zochten ook de kerk op waarvan de steunberen rusten op een rijtje oude huisjes. Vlak na St Jean-de-Fos lag de Pont du Diable uit de elfde eeuw, die we ook hadden bewaard voor de terugweg. Dit was het punt waarop we van de route waren afgeweken voor ons uitstapje naar zee. De brug lag op een vreemde plek, met aan de ene kant heel spectaculair het einde van de gorges de l'Hérault en aan de andere kant een rustig meer waarin flink werd gezwommen. Toch was het maar een smalle brug.
Meteen na de brug dachten we aan een landweggetje een leuke afkorting gevonden te hebben. Het bleek alleen een weggetje te zijn van twaalf procent ... wat er wel voor zorgde dat we al heel snel heel veel uitzicht hadden.In Puéchabon vonden we een straat vol met bankjes, waaronder ook twee in de schaduw. We verschoonden Elise en we verschoonden haar vijf minuten later nog een keer. Al snel zagen we de "Pic St. Loup", de berg waarnaar onze camping was vernoemd en waar we de volgende dag langs zouden fietsen. Maar eerst hadden we nog St. Martin-de-Londres tegoed, dat we dankzij de lange middagpauze van het buurtwinkeltje extra uitgebreid bekeken. En dat was maar goed ook! Behalve een dikke toren van een verder verdwenen stadsmuur, had het dorp een vreselijk leuk elfde eeuws kerkje, helemaal ingebouwd tussen al bijna even leuke huisjes. Voor de deur stond een oud stenen kruis en boven de deur hing een beeldje van St. Martin. Het was inmiddels vier uur, de tijd dat volgens de VVV de winkel open ging. Niet dus, we moesten nog een half uur wachten. De kinderen hadden geluk, want dat deden we op het enorme gemeentelijke speelterrein.
Na de boodschappen was het nog maar een halve kilometer naar de camping. Deze zag er in eerste instantie was sjofel uit, maar er werden wel een tafel en vier stoelen voor onze tent afgeleverd en het water was heet en kwam uit echte kranen. Naast ons kampeerde een bejaard Engels echtpaar, dat, ondanks drie bypass operaties, elk jaar vijf maanden vanaf hun basis in Zuid-Spanje per tandem bergen ging bedwingen in Frankrijk. De kinderen wilden nog wel even het zwembad in, maar wij bleven er wijselijk naast zitten, want wat stond er toch een ijzige wind!
Het was weer ideaal fietsweer; blauwe lucht en een frisse zuid-wester. We reden richting het oosten, anders waren we er wellicht minder blij mee geweest. Vanaf camping "Pic St. Loup" reden we regelrecht op de Pic zelf af en dat was geen straf. Eigenlijk leek de Pic een berg te vormen met de Pic ernaast, maar dan eentje met een enorme hap eruit. En door die hap fietsten wij eigenlijk redelijk comfortabel.
Verderop lag een kasteel dat bijna niet te onderscheiden was van de stenen er omheen. We genoten van het werkelijk prachtige landschap tot St. Mathieu-de-Tréviers, het dorp aan de andere kant van de Pic. Hier zochten we een bankje voor een vroege lunch. En dat vonden we op een sportterrein met speeltuin erbij. Op de achtergrond zagen we nog steeds de bergen en ernaast stond een kerkje met een dikke engel op het dak en een dakrand versierd met hoofdjes. De rest van de tocht ging over vlak en saai terrein. We eindigden onze rit in Sommières, dat beroemd is om zijn Romeinse verleden. We sloegen in bij de Intermarché met de bedoeling ons kamp op te slaan op de municipal. Maar natuurlijk niet zonder eerst de Romeinse brug (zag er erg nieuw uit) en het kasteel gefotografeerd te hebben.
We hadden vanaf de camping Sommières nog verder willen verkennen, maar de camping was afgeladen vol en we besloten door te fietsen naar "Hotellerie de plein air, domaine de Massereau". Ook die was vol, maar we mochten voor het niet geringe bedrag van drieëndertig Euro een plekje ontginnen tussen de stekelstruiken achteraan de camping. Maar goed, er zat een mooi zwembad bij (waar Elise wel van de hoge glijbaan durfde en Pelle niet), een speelveldje met trampolines. Bij gebrek aan een stopcontact voor het fototoestel moest het dagboek bijgewerkt worden op de strijkplank, terwijl er meteen maar een wasje in de week stond. De kinderen waren toen al in het babybad geweest.
We konden vanaf de camping de "voie verte" op, een fietspad dat is aangelegd op een oud spoortraject. Het klonk veelbelovend, maar het landschap was erg saai en de weg ging kilometers lang vals plat omhoog. We verlieten 'm tegen de middag bij Langlade, waar we meteen een flinke helling op moesten. Helaas kwam eerst de speeltuin en toen pas de bakker, zodat we moesten lunchen op een stenen bankje op de stoffige parkeerplaats van het armoedige Bernis, een voorstadje van Nîmes. We waren hierna dan ook zo op de municipal van Nîmes.
We zetten onze tent op een van de gezellige trekkersveldjes en gingen meteen maar sight see-en. Het was tenslotte pas twee uur. Zeven kilometer en een weg vol enge rotondes verder zaten we dan in hartje Nîmes. We begonnen natuurlijk met de Romeinse arena, die Pelle en Elise meteen herkenden als een “huis van de konijnen”.
We reden er een rondje omheen en beklommen hem tot de hoogste tree. Verder baanden we ons met de grootste moeite een weg door de drukke binnenstad, op zoek naar de kathedraal (met stenen "stripverhaal" boven de ingang), het Maison Carrée (een Romeinse tempel) en wat verder uit de drukte het Castellum (distributiepunt van het water van de Pont du Gard) en de Tour Magne (ook Romeins). Vooral die toren was een hele toer; hij lag bovenop een steile heuvel. Op een helling van de heuvel lag het park van Nîmes, en we besloten hierdoor weer naar beneden te gaan, via paadjes die de twintig procent bleken te halen. We konden dan ook niet meer terug toen we bij een flinke trap uitkwamen ... We sleepten de fietsen met kinderkar met slapende kinderen en al de trappen af naar een stukje park dat eruit zag als de tuin van een chic château, compleet met grote fontein en beelden.
Hiermee hadden we de belangrijkste bezienswaardigheden van Nîmes gezien. We hadden oorspronkelijk nog een dag in Nîmes willen blijven, maar de camping zat gewoon te ver van de stad. We fietsten terug langs de Quick om alweer frietjes te eten en natuurlijk vooral om de kinderen even flink te laten klauteren. Ze hadden hier maar liefst drie grote klimtoestellen. De camping was trouwens mooi aangelegd en had fijn sanitair, maar er stonden ons nog wat verrassingen te wachten ...
... zoals een haan die om zes uur 's ochtends begon te kraaien en van geen ophouden wist. En ondanks het volledig ontbreken van kindervoorzieningen, moesten we de volle mep betalen voor Pelle en Elise, zodat het een van de duurdere campings van de vakantie werd. Ondanks de haan lukte het niet om heel vroeg te vertrekken; Pelle had in zijn slaapzak geplast (de eerste en enige keer deze vakantie), dus we moesten wachten op de wasmachine en de droger. Al met al waren we toch nog steeds om kwart over tien vertrekklaar. We moesten eerst weer dwars door Nîmes (langs de arena). De stad eindigde met een legerbasis met daarachter een groot militair oefenterrein. Het waren kortom niet de leukste kilometers van de vakantie. Maar ineens doken we bergaf de "gorges du Gardon" in en dat maakte veel goed. Het was lunchtijd toen we eindelijk in de bewoonde wereld kwamen, om precies te zijn in Sanilhac-Sagriès, een dorp met uitzicht op de Mont Ventoux en een bakker met terrasje en erg lekkere dingen.
Hierop konden we gemakkelijk door naar Collias. In Collias werd een fietspad aangegeven naar de Pont du Gard, maar we werden mooi de loeidrukke D19 op geloodst. Zeven levensbedreigende kilometers later kwamen we dan bij de Pont du Gard, via een groot parkeerterrein en een straat vol ijstenten en souvenirwinkels.
Maar we hebben hem wel gezien, van bovenaf (uitzichtspunt), van bovenop (we mochten er overheen fietsen) en van onderaf (aan de overkant) en dat was een indrukwekkende ervaring. Aan de overkant was het een stuk rustiger fietsen richting Remoulins. We hadden niet verwacht dat we puf zouden hebben om verder te fietsen dan Remoulins en toch deden we het. We reden hobbeldebobbel door naar "Belle Rive", de camping van Montfrin, weg uit de toeristische gekte en acht kilometer dichter bij onze auto.
Montfrin bleek een ingeslapen dorp te zijn aan de Gardon. De camping zag er in eerste instantie aardig uit met ruime, schaduwrijke plekken en een pizzeria. Maar er was niets voor de kinderen en we kregen pas om half negen onze pizza. Intussen probeerden we het sanitair uit en dat was beslist het smerigste van de hele vakantie. Het ergste was nog dat er slechts één wc was, zonder licht. Bovendien deed de camping niet aan containers, maar hingen er overal overvolle, gescheurde vuilniszakken. Maar Elise had het erg naar haar zin. Ze ging er met een slab op haar hoofd vandoor met de mededeling dat ze Roodkapje was en naar het Sprookjesbos ging. Met Pelle ging het wat minder; hij was hangerig en jammerig, waarschijnlijk koortsig en erg moe en zijn oog zat dicht door een flinke muggenbeet.
We verbraken ons record en vertrokken al om half negen! We konden vier weken geleden niet wachten tot we op vakantie mochten, maar nu roken wij de stal. We zagen al snel de Mont Ventoux en na Aramon (met bakker en kasteel hoog boven de weg) verscheen de skyline van Avignon op de voorgrond. Het was intussen half tien. Een uur later stonden we al bij de receptie van de "Bagatelle" om onze auto te laten ontzetten. We hadden lekker willen douchen voor we onze schone kleren aantrokken, maar het was er veel te druk met jeugd, met dank aan het muziekfestival.
Hup, snel omkleden dus, spullen in de auto, kinderen op de achterbank, ruiten een beetje wassen en naar huis! De terugweg verliep redelijk soepel en, ondanks berichten van het thuisfront dat het overal regende dat het goot, hadden we goed weer. Zo waren we rond half elf weer thuis. Elise inspecteerde stuk voor stuk alle kamers en eindigde tevreden in haar eigen kamer in haar eigen bedje. En ook Pelle was blij dat hij zijn eigen speelgoed weer zag en weer in zijn eigen bed mocht slapen.